Vestiging van Nieuwe Zaken (Toepassing Gewijzigd Algemeen Bedrijjsreglement) (^|OK in 1953 bewoog het aantal aanvragen voor nieuwe zaken zich in stijgende lijn. Weliswaar was dit mede een gevolg van verzoeken om toestemming voor nieuwe filmproductiezaken op grond van de reglementswijziging dd. 15 Juli 1952, waardoor het mogelijk was gemaakt dat de voorheen buiten Bondsverband wer kende cineasten als lid van de Bond konden toetreden, maar het waren toch weer de permanente bioscopen, die de hoofdschotel vormden. Het aantal behandelde zaken steeg, vergeleken met het jaar daarvoor, eveneens. Verscheiden leden dienden plannen in voor belangrijke objecten in de grote provincieplaatsen en de drie grote steden, zulks in! de verwachting dat een verlaging van de vermakelijkheidsbelasting niet te lang meer op zich zou laten wachten en dus de uitvoering van hun plannen mogelijk zou maken. Zij kwamen echter in de meeste gevallen bedrogen uit, vandaar dat zij de verdere uitwerking van hun plannen vertraagden, dan wel te kennen gaven er prijs op te stellen, dat hun aanvragen niet zouden worden behandeld voor dat de economische omstandigheden de uitvoering minder riskant zouden doen zijn. De aanvragen die voor een toestemming in aanmerking kwamen, betroffen alle verplaatsingen, respectievelijk vestiging in gemeenten die de exploitanten ter zake van de vermakelijkheidsbelasting tege moet waren gekomen. Op grond van beslissingen der nieuwe zakencommissies in het afgelopen jaar of uit vorige jaren werden onder andere de volgende nieuwe bioscopen geopend: Amsterdam-Flora, Emmen-City, Assen- Diana, Leerdam-City, Susteren-Harmonie, Hellendoorn-De Kroon en Rhenen-Flora. In Rotterdam werd het herbouwde Centraal theater in bedrijf gesteld. Voorts werd een zestal nieuwe permanente bioscopen-B ge opend. Dat desondanks het totaal aantal in bedrijf zijnde bioscoop exploitaties, vermeld in het bij dit hoofdstuk behorende overzicht slechts met één is gestegen, is te wijten aary het feit, dat in enkele gevallen de nieuwbouw in de plaats kwam van een oude zaak en voorts omdat gebleken was, dat een aantal ingeschreven perma nente bioscopen-B niet meer aan de vereisten voldeed en derhalve moest worden geschrapt. De Commissie Nieuwe Zaken was in 1953 evenals in 1952 als volgt samengesteld: Mr. G. M. Greup, Voorzitter; Mr. Reinders, plaatsvervangend Voorzitter; E. Alter, C. Blad, L. Groen en G. J. Milius, leden; van Bentum en J. Weening, plaatsvervangende leden en A. H. Pieterse, Secretaris. 44

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1953 | | pagina 46