voor de Commissie Nieuwe Zaken en de Commissie Beroep Nieuwe Zaken met het oog op het tot stand brengen van een economische en met de ontwikkeling van de stad gelijke tred houdende verde ling van bioscopen over het grondgebied van de gemeente Rot terdam. In verband met het vorenstaande vond op uitnodiging van het Hoofdbestuur een oriënterende bespreking plaats tussen dit Col lege en een vertegenwoordiger van de Dienst Stadsontwikkeling en Wederopbouw van de gemeente Rotterdam. In zijn vergadering van 4 Augustus besloot het Hoofdbestuur als de in artikel 4 der Richtlijnen bedoelde expiratiedatum vast te stellen 31 December 1956. Hieraan werd de voorwaarde ver bonden, dat de gedupeerden, die van hun prioriteitsrechten gebruik wilden maken, verplicht waren, vóór 1 Febr. 1954 bij de gemeente Rotterdam grond voor de te bouwen bioscoop te reserveren, ten bewijze waarvan aan het Hoofdbestuur een schriftelijke bevesti ging der gemeente moest worden overgelegd. Bovendien moesten degenen, die hun prioriteitsrechten in het centrum der stad wilden uitoefenen, vóór 1' Februari 1954 bij het Hoofdbestuur een schriftelijke en gemotiveerde aanvrage indienen, terwijl degenen, die hun rechten buiten het centrum wensten uit te oefenen, zich vóór genoemde datum tot de Commissie Nieuwe Zaken dienden te wenden. Het Hoofdbestuur besliste voorts, dat na weigering van een aanvrage van een gedupeerde, deze het recht zou hebben binnen drie maanden een nieuwe aanvrage in te dienen. Het Hoofdbestuur heeft zich hierbij het recht voorbehouden om periodieke; controle op de stand van uitvoering der bouwplan nen uit te oefenen en de betrokken leden zijn verplicht aan het Hoofdbestuur de inlichtingen te verschaffen, welke dit College voor deze controle nodig acht. Bij schrijven dd. 14 September werden door het; Bestuur van de Afdeling Rotterdam tegen de beslissing van het Hoofdbestuur van 4 Augustus bezwaren aangevoerd, welke hierop neerkwamen, dat er mogelijkheid tot dispensatie diende te worden geschapen voor degenen der gedupeerden, die over prioriteitsrechten voor meeidere bioscopen, beschikken en moeilijk verplicht kunnen worden al hun bouwplannen tegelijkertijd tot uitvoering te brengen. Naar aanleiding hiervan besloot het Hoofdbestuur in zijn ver gadering van 1 December d.a.v. zijn besluit van 4 Augustus 1953 aan te vullen. Het College heeft daarbij bepaald, dat, indien een gemeentelijke bevestiging van grondreservering niet mogelijk was, volstaan kon worden met een verklaring der gemeente, dat de bouw in de gevraagde omgeving mogelijk wordt geacht en dat een aan bieding van bouwgrond zal worden gedaan, zodra de belemme- 62

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1953 | | pagina 67