Bedrijfsafdeling Filmverhuurders 95 [TIT de cijfers betreffende bezoekers en ontvangsten in 1953 blijkt de voort- durende deprimerende invloed van de abnormaal hoge vermakelijkheidsbe- lasting, waardoor er een onevenredigheid is ontstaan tussen de bevolkingsaan was en het aantal bioscoopbezoekers ondanks uitbreiding van het aantal bio scopen, hoewel ook deze uitbreiding ten gevolge van de zware belastingdruk ten achter blijft bij hetgeen onder gunstiger omstandigheden als een normale evolutie verwacht had mogen worden. De totale filmhuuropbrengst werd in 1953 iets verbeterd, hetgeen voorna melijk te danken is aan een kleine stijging van het gemiddelde huurpercentage der filmprogramma's exclusief journaals. Daarin is verdisconteerd het voordeel, dat de door het Hoofdbestuur toegestane excepties van het filmhuurmaximum hebben opgeleverd. Dat daartegenover een aanzienlijke verhoging van de kosten der filmverhuur ders staat, blijkt onder andere uit het feit, dat het aantal ingevoerde kleuren films steeg van 95 in 1952 tot 132 in 1953. Men denke daarbij ook aan de ciriedimensinonale films, met de exploitatie waarvan, in het verslagjaar een aan vang werd gemaakt en waarbij het dubbele aantal copieën vereist is. Het aantal ingevoerde hoofdfilms vertoonde in 1953 een lichte daling, namelijk -111 tegenover 419 in 1952. (In. 1951: 382, in 1950: 403 en in 1949: 433). Het aantal Amerikaanse films daalde van 246 tol! 229, het aantal Europese steeg van 173 tot 178; bovendien werden er ingevoerd twee films uit Mexico, een uit Brazilië en een uit India. Bij verdere analyse blijkt, dat de filialen van Amerikaanse productiemaat schappijen 2 (vorig jaar 8) Europese en 170 (vorig jaar ook 170) Amerikaanse films hebben ingevoerd. De andere leden-filmverhuurders hebben in 1953 inge voerd 239 films (176 Europese, 59 Amerikaanse, 2 Mexicaanse, een uit India en een uit Brazilië) tegen 241 films in 1952 (165 Europese en 76 Amerikaanse). Het aantal kleurenfilms is gestegen van 95 tol 132 (Amerikaans van 73 op 110, Europees gelijk gebleven op 22). Onder de invoel' uit Amerika waren in 1953 voor het eerst 10 driemensionale films. Naar het aantal volgt op Amerika thans Frankrijk, welks aandeel steeg van 34 tot 50 films. De invoer uit West-Duitsland daalde van 47 naar 37 hoofdfilms. Een toeneming vertoonde de import uit Engeland (van 34 op 36), uit Italië (van 22 op 29) en Oostenrijk (van 6 op 8). Verder werden ingevoerd uit Zweden 7 (7),,uit Denemarken 4 (3), uit Zwitserland 2 (3), uit Spanje 2 (1), uit Mexico 2 (geen), uit Oost-Duitsland 1 (7) en uit Brazilië, Finland en India, die in 1952 niets importeerden, elk één film. Het debiet der Europese films is in 1953 alweer aanzienlijk uitgebreid, het geen evenals in het vorig verslagjaar gepaard is gegaan met een verbetering der gemiddelde recettes, die met deze films zijn gemaakt. Het' streven van de leden-filmverhuurders om compensatie te verkrijgen voor hun sedert 1951 sterk gestegen kosten kwam in het verslagjaar in een nieuw stadium, toen de filialen der Amerikaanse filmmaatschappijen te kennen gaven, dat zij, nu er een verruiming van de deviezencontingenten voor de invoer van films te verwachten was, hun werkzaamheden binnen het raam van de be drijfsorganisatie niet zouden kunnen voortzetten zonder verbetering van de verhuurmogelijkheden ten gunste van de filmverhuurders. Langdurige onder handelingen hebben ten slotte geleid tot voorstellen van het Hoofdbestuur aan de Ledenraad, waarbij twee van de voorstellen, welke het Afdelingsbestuur reeds in 1951 en 1952 aan het Hoofdbestuur in overweging had gegeven, aan de orde kwamen, namelijk ten eerste het herstel van het reglementaire film huurmaximum van 35 voor een filmprogramma exclusief journaals en ten

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1953 | | pagina 99