Reeds in 1953 was door de Bedrijfsafde
ling Filmverhuurders een voorstel ingediend
om in de laatste alinea van artikel 10 van
het Bedrijfsreglement ter zake ener aan
vulling van de Algemene Voorwaarden van
Verhuur en Huur van Films de woorden „en
omzetbelasting" te schrappen, welk voorstel
door de gedelegeerden dezer Afdeling in de
Ledenraad tijdelijk was teruggenomen met
de aankondiging, dat zij de kwestie van de
aftrek der omzetbelasting bij de berekening
van de filmhuur in 1954 opnieuw aan de
orde zouden stellen.
Inderdaad heeft de Bedrijfsafdeling Film
verhuurders op 6 November opnieuw een
zelfde voorstel ingediend op grond van de
motivering dat, hoezeer het ook historisch
verklaarbaar is dat de aftrek van de omzet
belasting in het Aanvullingsreglement Bonds-
voorwaarden in 1946 is opgenomen, het voor
de filmverhuurders onaanvaardbaar blijft,
dat bij de berekening van de filmhuur met
de omzetbelasting op dezelfde wijze wordt
gehandeld als met de vermakelijkheidsbe-
lasting.
Na zich uitvoerig te hebben beraden kwam
het Hoofdbestuur tot de conclusie dat de
omschrijving van het begrip „opbrengst"
waarvan een percentage als filmhuur wordt
betaald slechts kan worden bezien in
historisch verband. De reeds bijna veertien
jaar in het bedrijf gebruikelijke aftrek, waar
aan de commerciële verhoudingen zich ge
heel hebben aangepast, is in beginsel niet on
juist en onlogisch, aangezien bij de totstand
koming van de desbetreffende reglemen
taire bepaling in verband met de invoering
der omzetbelasting een dusdanige regeling
is getroffen, dat de verhuurders geen scha
de hebben ondervonden voor wat hun film-
huurontvangsten betreft.
Op grond hiervan heeft het College gemeend
de Ledenraad aanneming van dit voorstel
te moeten ontraden. De Raad is in zijn op 7
December gehouden vergadering niet tot
een beslissing gekomen, maar heeft het
Hoofdbestuur aitgenodigd te zijner tijd een
voorstel te doen voor een nieuwe omschrij
ving van het begrip netto-recette zodanig,
dat dit de goedkeuring van de verschillende
groepen zal kunnen wegdragen.
Door de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders
was eveneens het voorstel ingediend om aan
artikel 11 van het Bedrijfsreglement ter zake
ener aanvulling van de Algemene Voorwaar
den van Verhuur en Huur van Films toe te
voegen de woorden „tenzij het gehele pro-
pramma, exclusief journaals, langer is dan
3000 meter". Ter toelichting van dit voor
stel wees de Bedrijfsafdeling er op dat het
nog al eens voorkomt, dat leden-exploitanten
met een beroep op artikel 2 van het Be
drijfsreglement ter zake van de Filmverto
ning, waarbij de lengte van het film
programma voor een gewone voorstel
ling op maximaal 3.500 meter is ge
steld, van de leden-filmverhuurders ver
langen, dat zij behalve de hoofdfilm bij
werk leveren tot een lengte van 3.500 meter,
hetgeen lang niet altijd mogelijk is. De
Bedrijfsafdeling meende dat het nimmer de
bedoeling kan zijn geweest bij de limitering
van de filmhuurpercentages als bedoeld in
artikel 11 van het Aanvullingsreglement
Bondsvoorwaarden de maximum filmhuur
ook te laten gelden voor de levering van ab
normaal lange programma's en achtte het
daarom gewenst in dit artikel duidelijk tot
uitdrukking te brengen, dat de daarin ge
noemde filmhuurlimiet betrekking heeft op
een programma van 3.000 meter, exclusief
journaals.
Het Hoofdbestuur overwoog, dat artikel 2
van het Bedrijfsreglement ter zake van de
Filmvertoning de leden-filmverhuurders
geenszins noopt tot het leveren van een film
programma tot een lengte van 3.500 meter.
Aan het in het onderwerpelijke artikel neer
gelegde verbod aan de leden-exploitanten om
per gewone middag- of avondvoorstelling
meer films te vertonen dan tot een totale
lengte van 3.500 meter, kan immers geen
recht worden ontleend om de levering van
een programma te eisen van 3.500 meter,
zodat voor de voorgestelde toevoeging geen
reden bestaat.
Het Hoofdbestuur heeft daarom in zijn prae-
advies op dit voorstel aanneming ontraden.
In de op 7 December gehouden vergadering
van de Ledenraad werd het door de gede
legeerden van de Bedrijfsafdeling Filmver
huurders teruggenomen met de mededeling
zich het recht voor te behouden het vol-
37