getid jaar eenzelfde voorstel, voorzien van een meer gedetailleerde toelichting, aan hangig te maken. -&■ raad, met ingang van 1 Juli 1954 door het Hoofdbestuur uitgevaardigd. Op 7 December heeft de Ledenraad het door het Hoofdbestuur gedane voorstel tot dit verbod met algemene stemmen aanvaard. Aangezien de omstandigheden, welke in 1953 geleid hadden tot verlenging van het Be- drijfsbesluit in zake de Uitvoering der De- viezenregeling geen wijziging hadden onder gaan, heeft het Hoofdbestuur de Ledenraad het voorstel gedaan een nieuw Bedrijfsbesluit ter zake vast te stellen overeenkomstig de tekst van het vigerende besluit. Dit voorstel heeft de Ledenraad in zijn op 7 December gehouden vergadering zonder hoofdelijke stemming aanvaard. De fabrieken, die onbelicht materiaal ver vaardigen, hebben reeds in de jaren 1950 1951 de productie van de explosieve nitraat- film gestaakt om over te gaan tot het ver vaardigen van de niet-ontvlambare acetaat- film. De algemene invoering van dit materiaal dat de veiligheid in de bioscopen bevordert, werd in aanzienlijke mate bespoedigd door dat zij practisch in alle landen belangrijke verzachtingen en vereenvoudigingen van de brandveiligheidsvoorschriften met zich bracht, welke het filmbedrijf grote uitgaven bespaard heeft, nog afgezien van het voor deel van lagere verzekeringspremiën enz. Deze voordelen konden echter niet worden verwezenlijkt zo lang nog de mogelijkheid bestond, dat er nitraatfilmcopieën circuleren. Na zich van de in de laboratoria aanwezige voorraden nitraatmateriaal op de hoogte te hebben gesteld welke uiterst gering ble ken te zijn heeft het Hoofdbestuur daar om reeds in Februari van het verslagjaar de leden-filmfabrikanten en de leden-filmver- huurders dringend aangeraden, geen nitraat- film meer te kopen, aangezien het College een verbod tot het gebruik van nitraatmate riaal voorbereidde. Dit verbod tot de invoer, het verwerken en de leverantie van brand baar filmmateriaal werd, onder voorbehoud van de nadere goedkeuring van de Leden- Reeds geruime tijd was de wenselijkheid gebleken de redactie van het herhaaldelijk gewijzigde Algemeen Bedrijfsreglement te vereenvoudigen en waar nodig te ver duidelijken, terwijl de indeling tevens doelmatiger en overzichtelijker zou kunnen worden gemaakt. Behalve deze algemeen technische wijziging had het Hoofdbestuur aan de hand van gedurende de laatste jaren opgedane ervaringen bij deze herziening in het bijzonder de aandacht gevestigd op en kele punten, welke vernieuwing of verbe tering behoefden. Deze betroffen onder meer: de toevoeging van normen met be trekking tot de vestiging van bioscopen; de verandering en uitbreiding van normen wel ke gelden voor intreding, overneming en ver plaatsing van bestaande zaken; de bescher ming van leden-exploitanten in huurgebou- wen rekening houdende met het dwingend karakter der Huurwet en de mogelijkheid dat de wettelijke bescherming voor zakenpan- den binnen afzienbare tijd ophoudt; behan deling door het Hoofdbestuur van aan vragen betreffende verplaatsing van zaken, vestiging in bestaande bioscoopgebouwen, het intreden in en overnemen van zaken betreffende filmfabrieken en -productie zaken alsmede huurkwesties. Het Hoofdbestuur maakte derhalve een voor stel aanhangig bij de Ledenraad tot wijziging van het Algemeen Bedrijfsreglement. Op dit voorstel werden door de Afdelings^ raad enige amendementen ingediend welke door het Hoofdbestuur van een gunstig prae- advies werden voorzien. De Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, welke besloten had een groot aantal amendementen in te dienen, verzocht de behandeling van het voorstel wegens tijdgebrek voorlopig uit te stellen. Dientengevolge heeft het Hoofdbestuur, vooruitlopende op een algehele herziening, voor de Ledenraadsvergadering van 7 De- 38

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1954 | | pagina 38