den. Begin September vond een verdere be
spreking plaats tussen de vertegenwoordigers
van de Nederlandse Televisie Stichting en
het Dagelijks Bestuur van de Bond, waarbij
besloten werd de op 1 October 1954 expi
rerende overeenkomst te prolongeren tot 1
Januari 1955, behoudens de mogelijkheid
van verdere verlenging. Bij dit onderhoud
werden van de zijde van de Stichting enige
wensen naar voren gebracht, onder meer be
trekking hebbende op de levering van ten
minste 26 speelfilms per jaar, terwijl voor
wat betreft de uitzending van actualiteiten
de Stichting het voornemen te kennen gaf
een eigen joumaalfilmdienst in te willen
stellen, die zelf journaalfilms zou kunnen
produceren, voorzover althans de Neder
landse journaalfilmproducenten daarbij niet
ingeschakeld zouden worden. De instelling
van een eigen journaalopnamedienst werd
bepleit met het oog op de ontwikkeling van
het geluid.
Van de zijde van het Nederlandse filmpro-
ductiebedrijf werden tegen dit laatste voor
nemen ernstige bezwaren naar voren ge
bracht. De Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten
en Filmproducenten gaf, desgevraagd door
het Hoofdbestuur, als haar standpunt te ken
nen, dat de filmproducenten en de bestaan
de laboratoria volledig in staat zijn om in
de behoeften van de Nederlandse televisie
aan actualiteitenfilms te voorzien en ook de
productie van films uit te voeren met gebruik
making van de in het filmbedrijf reeds ge
ruime tijd toegepaste nieuwe technische ont
wikkeling van het geluid. De Afdeling ver
klaarde sterk afwijzend te staan tegenover
de eventuele instelling van een eigen pro-
ductiedienst door de Nederlandse Televisie
Stichting, zulks onder meer op grond van
de overweging, dat door het ontstaan van
een nieuw filmproductie-apparaat waar
voor de omroepverenigingen zich overigens
aanzienlijke en onnodige investeringen zou
den moeten getroosten technici en andere
deskundigen aan de bestaande ondernemin
gen zouden worden onttrokken en dat de
omroepverenigingen, teneinde de aldus ge-
investeerde gelden te amortiseren, zich zou
den gaan begeven op het terrein van de film
productie door het aantrekken van opdrach
ten tot vervaardiging van films, welker uit
voering de bestaansbron vormt voor de
onafhankelijke Nederlandse filmers.
Tijdens de op 6 December voortgezette be
sprekingen tussen de vertegenwoordigers van
de Nederlandse Televisie Stichting en het
Hoofdbestuur is in principe op de meeste
punten, onder meer betreffende de levering
van speelfilms, overeenstemming bereikt in
zake een nieuwe overeenkomst, daarbij uit
gaande van het vigerende accoord. Met be
trekking tot de in artikel 6 van dit accoord
neergelegde clausule inzake de vervaardi
ging en levering van actualiteitenfilms door
de leden-filmproducenten heeft het Hoofdbe
stuur zich op het standpunt gesteld, dat de
producenten in staat zijn aan de wensen van
de stichting tegemoet te komen, zodat deze
clausule dient te worden gehandhaafd.
Bij beschikking van de Minister-President,
Minister van Algemene Zaken d.d. 12 No
vember 1954, is een subcommissie van de
Voorlichtingsraad ingesteld onder de naam
van Televisiecommissie, welke tot taak heeft
om met inachtneming van de eventueel door
de Voorlichtingsraad te stellen regels:
zorg te dragen voor de coördinatie van de
door het Rijk bekostigde voorlichtingstele
visieprogramma's met inbegrip van telefilm-
programma's en de aansluiting daarvan bij
de programma's van derden;
zorg te dragen voor de afhandeling van
eventuele andere televisievraagstukken, wel
ke binnen de bevoegdheid van de Voorlich
tingsraad liggen;
de Voorlichtingsraad desgevraagd of eigener
beweging van advies te dienen.
Het Hoofdbestuur heeft de Directeur, de
heer J. G. J. Bosman, benoemd tot verte
genwoordiger van de Nederïandsche Bio
scoop-Bond in de Televisiecommissie.
Bedrijfscommissie
voor het Film- en Bioscoopbedrijf
De Wet op de Ondernemingsraden legt in
beginsel iedere ondernemer, in wiens on
derneming vijfentwintig of meer kiesgerech
tigde werknemers in dienst zijn, de verplich
ting op tot het instellen van een zogenaam
de ondernemingsraad. Deze heeft tot taak
naar vermogen bij te dragen tot een zo goed
mogelijk functionneren der onderneming,
zulks onder erkenning van de zelfstandige
46