boden is. Zij ervaren eveneen», dat alsdan
de huidige entreeprijzen bezwaarlijk te hand
haven zijn.
Vele bouwplannen, vele technische verbete
ringen en restauraties worden vertraagd,
omdat door de te geringe mogelijkheden
voor interne financiering een belangrijke
credietbehoefte bestaat, waarin niet vol
doende voorzien wordt. En zodra dit wel
het geval zou zijn, zouden de moeilijkheden
bij de entreeprijsheffing zich eerst recht in
de concurrentie doen gevoelen. Wij vrezen
niet zonder reden, dat ons bedrijf hierdoor
achterop raakt bij de industriële ontwikke
ling, de stadsuitbreidingen en in een onge
lijke strijd verwikkeld zou kunnen raken
met de televisie, die nu weliswaar weinig te
betekenen heeft in ons land, maar door een
millioeneninvestering van Overheidswege
als het ware per toestel tot in het absurde
wordt gesubsidieerd en kunstmatig tot ont
wikkeling gebracht.
Mutatis mutandis geldt dit voor de ontwik
keling van de Nederlandse speelfilm. Wij
betwijfelen of Nederland het talent niet zou
kunnen opbrengen, nodig om speelfilms te
vervaardigen, die de toets der critiek kun
nen doorstaan. Wij zijn er bovendien ten
zeerste van overtuigd, dat zij cultureel 311
commercieel noodzakelijk zijn. Daarom zal
er continuïteit moeten worden geschapen,
in research en practijk op dit terrein, on
afhankelijk, tijdelijk 'althans onafhankelijk
gemaakt van de wetten die normaliter voor
investering en amortisatie gelden.
Mogen alle betrokkenen zich vinden ter op
lossing van een vraagstuk, dat, na zestig jaar
cinematografie, in ons land eigenlijk niet
meer aan de orde had mogen zijn.
Op zichzelf genomen is het verloop van 1954
voor ons niet ongunstig geweest. Het aantal
bezoekers onderging wederom een lichte
stijging, namelijk van circa 1,3 millioen, dit
is 2 op het totaal.
De omzetcijfers volgden de stijging van de
nationale besteding op de voet. Het bedrag
aan bioscoopbezoek besteed, maakte in 1954
0,43 °/oo uit van de totale gezinsconsumptie
tegen 0,42 °/oo in het jaar tevoren.
Van grote betekenis is het resultaat geweest,
waarmede het Hoofdbestuur zijn jarenlange
strijd voor een herziening der vermakelijk-
heidsbelastingtarieven in 1954 zag bekroond.
Het standpunt van de Regering, nadrukke
lijk kenbaar gemaakt door de Minister van
Binnenlandse Zaken, Zijne Excellentie Prof.
Dr. L. J. M. Beel, bij zijn missive aan de
gemeenten d.d. 20 Februari 1954 en tijdens
de debatten over dit punt in de Kamer, was
hiervoor beslissend.
Daarna bleken, geheel ingevolge het overleg
in de Vereniging van Nederlandse Gemeen
ten, de eerste herzieningen in de grotere ge
meenten mogelijk. Aanvankelijk tot 25%,
later tot 25 met differentiatie en in som
mige gemeenten tot het oude percentage
van 20.
Laat ons hopen, dat de gemeenten, die aan
het einde van het verslagjaar tegen de ge
geven adviezen in een veel te zware belas
tingdruk handhaafden, tot nieuw overleg be
reid zullen blijken te zijn, opdat de ver
houdingen tussen ons bedrijf en de gemeen
telijke overheden, al te lang vertroebeld door
deze hatelijke fiscale discriminatie, spoedig
geapaiseerd kunnen worden. De practijk
wijst uit, dat de gemeentelijke fiscus hiervan
geen schade ondervindt, het bedrijf daar
entegen nieuwe stimulansen krijgt, waarvan
iedereen, niet in het minst de film, profi
teert. Laat haar dat gegund zijn, nu wij ons
opmaken haar zestigjarig bestaan te vieren,
bedacht op wat zij in de eerste plaats aan
goeds te brengen heeft.
Tenslotte gevoel ik er behoefte aan dank
te brengen aan allen die tot de samenstelling
van dit verslag hebben bijgedragen.