Sociale aangelegenheden in de samenstelling der Sociale Commissie voor het Nederlandse Bioscoopbedrijf kwamen dit jaar enige wijzigingen en wel aan de kant van de vertegenwoordigers der werknemers. De lieer J. H. van Kerkwijk, aangewezen dooi de Algemene Bedrijfsbond, legde wegens ver andering van werkzaamheden zijn functie neer en in zijn plaats werd door genoemde werk nemersorganisatie de heer H. J. Zwart, tot dan loe plaatsvervangend lid, benoemd tot perma nent lid. De heer F. A. A. Rosenveldt werd in de aldus ontstane vacature benoemd als plaatsvervangend lid. De heren H. Th. Seisveld en A. A. Hakhoff aangewezen door de Katho lieke Bond St. Antonius legden eveneens we gens verandering van werkzaamheden hun functie van permanent, respectievelijk plaats vervangend lid neer en in deze vacatures werd door genoemde Bond voorzien door het aan wijzen van de heer H. A. Fluyter, Haarlem als permanent lid, alsmede de heren J. H. Lef ebd en W. J. L. v. d. Bol als plaatsvervangende leden. Met inbegrip van deze mutaties zag de Sociale Commissie er in het verslagjaar als volgt uit: W. K. G. van Royen, Voorzitter, Amstelveen. J. J. Abeln, Emmer-Compascum; W. F. Dub- beldeman, Amsterdem; J. H. J. Teunissen, Maastricht, leden-werkgevers. Aangewezen door de Katholieke Bond St. An tonius: Ie den-werknemersJ. F. van Bijster- veld, 's-GravenhageH. A. Fluyter, Haarlem; pl.v.v. leden-werknemersW. J. L. v. d. Bol, Utrecht en J. H. Lefeber, Haarlem. Aangewezen door de Algemene Bedrijfsbond: leden-werknemers: D. v. d. Meulen, Amster dam; H. J. Zwart: pl.v.v. leden-werknemers: J. v. d. Hilst, Rotterdam; F. A. A. Rosenveldt, Utrecht. Er werden drie vergaderingen gehouden. De activiteit van de arbeidsinspectie, waar door moeilijkheden ontstonden of dreigden te ontstaan met betrekking tot het in dienst hou den van werknemers, die in andere bedrijfs takken reeds een dagtaak verrichten, had de volle aandacht der Sociale Commissie. Er is immers een aanzienlijk aantal bioscopen van bescheiden omvang, die alleen op Zondag en een paar avonden personeel nodig hebben en die niet in staat zijn hun personeel een loon te betalen, dat voor een werkweek van 48 uur is voorgeschreven. Deze ondernemingen zijn aangewezen op personeel, dat inkomsten uit werkzaamheden in andere bedrijven trekt of op zelfstandigen, die elders niet in loondienst werken. Er zijn onder het personeel van deze bioscopen ook velen, die de inkomsten uit hun bioscoopwerkzaamheden niet kunnen missen, omdat het weekloon, dat zij daarnaast in an dere bedrijven verdienen, onvoldoende is om in hun onderhoud te voorzien. De Sociale Commissie achtte het nodig en mogelijk ter zake een afdoende regeling met de arbeidsinspectie tot stand te brengen. Daar voor is echter een volledig overzicht van de situatie in de betrokken ondernemingen on ontbeerlijk en deswege stelde zij onder werk gevers een enquête in ten einde de nodige gegevens te verzamelen. Jammer genoeg werden de ingevulde enquête formulieren nogal traag ingezonden, zodat teveel tijd verloren ging om nog in het verslag jaar tot het nemen van verdere stappen te kunnen overgaan. Wel kon de enquête toen als afgesloten worden beschouwd. Bij de Sociale Commissie kwam van de Alge mene Bedrijfsbond en van de Bond St. Anto nius het verzoek binnen om te bevorderen, dat aan het bioscooppersoneel, dat op 5 Mei, zijnde de tiende Bevrijdingsdag, moest werken een das extra loon uit te betalen. Als motief werd aangevoerd, dat in andere bedrijfstakken een dag vrijaf werd gegeven om deze dag feestelijk te vieren. De Commissie besloot het Hoofd- 17

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1955 | | pagina 18