rekening van de te betalen filmhuurper-
centages oplopende met de vermeerdering
van de opbrengst met een minimum van
223^2 en een maximum van 40
b. driedimensionale, panoramische en soort
gelijke films, welke geproduceerd zijn via
speciale systemen om de indruk of het ef
fect te geven van de derde dimensie
c. tien procent van de door elke verhuurder
in een tijdvak van een jaar (waarvan het
eerste tijdvak begint op 1 Juli 1956 en ein
digt op 30 Juni 1957) uit te brengen nieuwe
hoofdfilms met een minimum van één per
jaar, met dien verstande dat films als be
doeld sub b in mindering komen van voor
melde tien procent;
d. Nederlandse hoofdfilms.
Door deze wijziging bestond uiteraard geen
behoefte meer aan de dispensatiemogelijkheid
zoals deze in artikel 17 van het onderhavige
reglement was neergelegd, vooral daar door
gelijktijdig voorgestelde toevoegingen voor wat
betreft de artikelen 7 en 10 de exceptiemoge-
lijkheid voor Nederlandse films reeds in het
reglement was vastgelegd, terwijl voor andere
films, waarbij gedoeld wordt op zogenaamde
„colossals", in deze mogelijkheid was voorzien
door de nieuwe bepaling van artikel lic. In de
practijk heeft de genoemde dispensatiebe-
voegdheid trouwens tot moeilijkheden aanlei
ding gegeven.
Het Hoofdbestuursvoorstel zal in de Leden
raadsvergadering van 10 Januari 1956 aan de
orde komen.
Het Bedrijfsbesluit inzake de Uitvoering der
Deviezenregeling was door de Ledenraad in
zijn op 7 December 1954 gehouden vergade
ring vastgesteld voor de duur van één jaar
ingaande 1 Januari 1955 en zou dientengevolge
op 31 December van het verslagjaar expireren.
Het Hoofdbestuur overwoog, dat de motieven
die tot de vaststelling van het besluit geleid
hebben nog steeds gelden, zodat verlenging
van het Bedrijfsbesluit voor een jaar nood
zakelijk werd geacht. Een daartoe strekkend
voorstel werd bij de Ledenraad ingediend,
welk College zich hierover zal beraden in de
\ergadering welke op 10 Januari 1956 zal wor
den gehouden.
Toepassing Reglementen en Besluiten
Bij het Hoofdbestuur waren klachten ingeko
men, blijkens welke niet altijd de hand werd
gehouden aan het bepaalde in artikel 20 van
de Algemene Voorwaarden van Verhuur en
Huur van Films. Krachtens dit artikel is de
huurder verplicht onmiddellijk na beëindiging
van de vertoning der films, doch in ieder geval
vóór twaalf uur in de ochtend van de Vrijdag
volgende op de geëindigde vertoningsweek de
keuringskaarten per brief aan het adres van
de verhuurder terug te zenden. Indien aan dit
voorschrift niet wordt voldaan, kunnen de ver
huurders de exploitanten die een film na-
draaien niet tijdig in het bezit stellen van de
keuringskaart, hetgeen met het oog op de be
palingen van de Bioscoopwet grote moeilijk
heden kan opleveren. Daarbij komt nog, dat
de verhuurders zich genoodzaakt zien om
extra-keuringskaarten te bestellen, wat uiter
aard kosten niet zich brengt.
Het Hoofdbestuur heeft er in het begin van
het verslagjaar bij de leden op aangedrongen
om voortaan voor tijdige toezending der keu
ringskaarten zorg te dragen en er tevens op
gewezen, dat men zich op grond van artikel 20
der Bondsvoorwaarden blootstelt aan een eis
om vergoeding van de schade geleden door
niet stipte nakoming van de in het artikel om
schreven verplichtingen.
Uit hoofde van zijn in artikel 22 van het Regle
ment van de Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten
en Filmproducenten omschreven bevoegdheid
had het Hoofdbestuur een door deze Afdeling
op 22 November 1954 genomen Besluit Alge
mene Leveringsvoorwaarden vernietigd. Bij
dit besluit waren algemene regelen vastgesteld
terzake van het uitvoeren van opdrachten aan
gaande het bewerken van materiaal van films
welke voor Nederlandse opdrachtgevers wor
den vervaardigd. Het bezwaar van het Hoofd
bestuur gold onder meer de omschrijving van
het begrip „opdrachtgever".
Ingevolge het verzoek van het Bestuur van de
Afdeling had op 25 Januari van het verslag
jaar een bespreking plaats tussen het Hoofd
bestuur en de Voorzitter en Secretaris van de
Afdeling. Het Hoofdbestuur verklaarde zich
na de uiteenzettingen van de bedoelde Afde
lingsbestuurders bereid om geen gebruik te
maken van zijn vernietigingsrecht, indien de
84