Ter inleiding Wij hechten er aan dit verslag te openen met een foto van de scheidende Bondsvoorzitter, de heer M. P. M. Vermin. Zijn besluit om zich, nadat hij in de jaarlijkse ledenvergadering van 27 Juni 1955 voor de vierde maal in successie als enig candidaat tot Voorzitter was gekozen, in verband met zijn gezondheidstoestand uit de hoogste Bonds- functie terug te trekken, heelt op de leden diepe indruk gemaakt en is algemeen oprecht betreurd. Zij, die de heer Vermin van nabij kennen, weten hoe zwaar hem deze stap gevallen is; hij hield immers van zijn functie en van de orga nisatie. Op 12 November 1945 gekozen, heeft hij zich, behoudens enige korte onderbrekin gen wegens ziekte, gedurende ruim tien jaren met bekwaamheid en toewijding van zijn voor- zittersplichten gekweten. Hoewel een geboren bestuurder, had hij te veel oog voor nuance om gemakkelijk beslissingen te kunnen nemen. In geen periode van de Bondsgeschiedenis moesten nochtans zoveel belangrijke besluiten genomen worden als in het afgelopen decen nium. Hierin voltrok zich immers het aanpas- >ingsproces van de organisatie aan het na-oor- logse bestel, moesten contacten onderhouden worden met velerlei instanties buiten het be drijf, moest opgetreden worden tegen be moeienis in fiscaal en maatschappelijk opzicht alsook tegen die van buitenlandse kartels; moest aandacht geschonken worden aan de culturele en sociale facetten van ons bedrijf, aan de bevordering van de filmbelang- stelling, de technische ontwikkeling, de Neder landse filmproductie, aan internationaal over leg evenzeer als aan vele beslommeringen, die de bestuurswerkzaamheid met zich brengt te- midden van het zo intens organisatorische leven, waardoor de Bioscoop-Bond gekenmerkt wordt. De heer Vermin verloor zich hierbij nimmer in détails, hield integendeel scherp de grote lijn in het oog, waarlangs het beleid in het algemeen belang van liet bedrijf en met volledig begrip voor zijn maatschappelijke be tekenis gevoerd moest worden. Populariteit heeft hij nimmer gezocht en hij was wars van ieder spectaculair optreden, maar hij genoot temeer gezag en aanzien om zijn kennis van zaken, zijn onkreukbaarheid en de gelukkige eigenschap nuchter, zakelijk inzicht te kunnen verenigen met eruditie en goede smaak. Vooral ook hierdoor heeft hij de naam van de bedrijfsorganisatie hooggehouden, hetgeen in velerlei opzicht het bedrijf ten goede is geko men. Allen in het film- en bioscoopbedrijf zijn hem daarom veel verschuldigd. Bij zijn aftre den moge de heer Vermin zich ongetwijfeld omringd weten met hun vriendschap, hun hoogachting en hun erkentelijkheid. Van gan ser harte vergezelt hem de oprechte wens, dat, nu de verantwoordelijkheid van zijn functie, welke hij steeds zwaar heeft gevoeld, van hem is weggenomen, hij de voor het herstel van zijn gezondheid onontbeerlijke rust zal kunnen vinden. Uit liet cijfermateriaal, waarvan dit verslag wederom ruimschoots is voorzien, mag worden geconcludeerd, dat zich liet voorzichtig herstel, waarin ons bedrijf zich de laatste paar jaren mag verheugen, ook in 1955 heeft voortgezet. De herziening van de belasting in een groot aantal gemeenten heeft een gunstige invloed uitgeoefend op de ontvangsten en ook de ge middelde besteding van het publiek was iets ruimer. Op deze wijze kon een weinig worden ingehaald van de achterstand, die als gevolg van prijsbeperkiiigeii en belastingverhoging was ontstaan. Een deel van het accres ging wederom verloren door de aanzienlijke stijging van kosten, welke zich aan ons bedrijf als het ware opdrong door technische vernieuwingen en de duurdere inkoop. Hoezeer ook van hogerhand gestreefd moge worden naar stabilisatie van prijspeil, ons be drijf plukt hiervan zeker niet de vruchten, 3

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1955 | | pagina 4