gen van de leden in de kosten van de uitvoe- ringsrechten van filmmuziek konden worden teruggebracht. Bij circulaires van 5 October 1955 stelde liet Hoofdbestuur de leden in ken nis van de nieuwe bijdragen welke bet College krachtens het Bumabesluit, aangenomen door de algemene ledenvergadering d.d. 6 Februari 1950, had vastgesteld. Het Hoofdbestuur achtte het tevens om admi nistratieve redenen gewenst een verandering aan te brengen met betrekking tot de wijze van betaling der Bumabijdragen aan de Bond. Dientengevolge zullen de leden-exploitanten voortaan de Bumabijdragen, verschuldigd door de leden-filmverhuurders en de produ centen (licentiegevers)afhouden van de film- huur en tezamen met hun eigen bijdragen rechtstreeks aan de Bond betalen. Ter verge makkelijking van de toepassing dezer regeling werden nieuwe formulieren voor de afreken staten uitgegeven, welke hiermede in overeen stemming waren gebracht. De nieuwe Bumatarieven zijn op 30 December van het verslagjaar ingegaan. Bevordering speelfilmproductie Het Hoofdbestuur heeft zich in 1955 grondig beziggehouden met de vraag op welke wijze men kan geraken tot continuïteit en kwali teitsverbetering in de Nederlandse speelfilm- productie. Immers, terwijl in schier alle takken van het Nederlandse filmproductiebedrijf uitnemend werk wordt verricht en een aantal korte Ne derlandse films zelfs internationale vermaard heid heeft verkregen, is het niet mogelijk geble ken een geresrelde speelfilmproductie tot stand te bren«en. Hierbij spelen inzonderheid facto ren van financieel-economische aard een rol. Het beperkte Nederlandse taalgebied en de vooralsnog gering te achten afzetmogelijkhe den buiten dit gebied zijn er de voornaamste oorzaken van, dat de winstkansen voor de pro ducent van een Nederlandse film miniem zijn. Het Hoofdbestuur stelt zich daarom op het standpunt, dat de grote risico's, welke aan de vervaardiging van Nederlandse speelfilms ver bonden zijn en die uiteraard een rem zijn bij het streven om een geregelde productie te rea liseren, gelimiteerd dienen te worden. Hoewel de situatie reeds aanmerkelijk gunstiger zou zijn indien de gemeenten in belangrijk meer dere mate dan het geval is een verlaagd tarief terzake van de heffing van vermakelijkheids- belasting op Nederlandse films zouden invoe ren, zou zelfs dan nog financiële steun onont beerlijk zijn. Daar de totstandkoming van een regelmatige nationale speelfilmproductie als een algemeen bedrijfsbelang in de ruimste zin moet worden beschouwd en ieder verder uitstel te dien aan zien ongewenst is, heeft het Hoofdbestuur een plan ontwikkeld hetwelk als basis kan dienen voor de verwezenlijking van het gestelde doel. Het Hoofdbestuur is voornemens om na uit werking van dit project, waarbij rekening zal worden gehouden met de inzichten van het Bestuur van de Bedrijfsafdeling Filmfabrikan ten en Filmproducenten, dat zich aan het einde van het verslagjaar schriftelijk aangaan de het onderwerpelijke probleem tot het Hoofdbestuur heeft gewend, een desbetreffend voorstel op de agenda van de in 1956 te hou den jaarlijkse ledenvergadering van de Bond te plaatsen. Televisie Met het oog op de expiratie van het op 1 Octo ber 1952 getroffen accoord tussen de Neder- landsche Bioscoop-Bond enerzijds en de Ne derlandse Televisie Stichting, respectievelijk de van deze stichting deel uitmakende om roepverenigingen, anderzijds, welk accoord werd gewijzigd op 1 October 1953, waren tus sen het Hoofdbestuur en het Bestuur van de Nederlandse Televisie Stichting onderhande lingen gevoerd, welke op 6 December 1954 tot principiële overeenstemming leidden terzake van de toekomstige levering van films voor televisie-uitzendingen. Uitgaande van de be palingen van het oorspronkelijke accoord wer den enige wijzigingen aangebracht welke blij kens de in de practijk opgedane ervaringen gewenst voorkwamen. Deze wijzigingen be troffen in hoofdzaak de leverantie van speel films, terwijl de vigerende bepalingen aan gaande de vervaardiging en levering van actu- aliteitenfilms, behoudens enise veranderingen van formele aard, gehandhaafd bleven. Bij de levering van films op basis van de be reikte overeenstemming deden zich in het verslagjaar geen bijzondere moeilijkheden voor. Een kwestie tussen een lid-filmverhuur der en de Nederlandse Televisie Stichting met betrekking tot het alleenvertoningsrecht van 39

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1955 | | pagina 40