Afdeling Rotterdam Wanneer wij onze blik niet in de eerste plaats op onze eigen bedrijven richten, kan gezegd worden, dat de stad Rotterdam een ruim aandeel heeft gehad in de algemene welvaart van het achterliggende jaar. Onze wereldhaven gaf recordcijfers te zien en de meeste tak ken van handel en industrie deelden in deze bloei; de algemene bouw-activiteit ondervond blijkbaar weinig stagnatie van de „bouwstop"; de grootst opgezette ener gie-tentoonstelling de „E 55" trok enige millioenen bezoekers en de grote bedrijvigheid, die de stad Rotter dam op tal van terreinen ontplooide, werd bijna spreek woordelijk in ons land. Dit alles heeft een mate van durf en ondernemingslust gekweekt bij stadsbestuur en par ticuliere ondernemer, die in vele, vaak omvangrijke toekomstplannen tot uitdrukking komt. Wie zou veronderstellen dat de cijfers van het bioscoop bedrijf in het achterliggende jaar een getrouwe weer spiegeling zouden geven van de algemene bloei, komt echter bedrogen uit. Geconstateerd moet worden dat de gang van zaken op het gebied van cultuur en ontspan ning tot dusverre geen gelijke tred gehouden heeft met de algemene bedrijvigheid, en hoewel het algemene verloop in de bedrijven onzer leden op zichzelf niet onbevredigend was, is er evenmin aanleiding om van een bijzonder goed jaar te spreken. Men kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat Rotterdam in de eerste plaats werkstad is» en dat er aan de actieve in teresse voor de grote en de kleine kunsten nog het een en ander ontbreekt. Dit neemt niet weg, dat het jaar 1955 een belangrijk jaar is geweest in onze Afdeling. De herbouw maakte goede vorderingen; er werden een drietal nieuwe thea ters geopend, t.w. „Lumière" en „Thalia" in het centrum en „Metro" in het zuidelijk stadsdeel, en de belang stelling die onze leden van vele zijden ondervonden bij de opening dezer theaters, die elk op hun wijze getui gen van de hedendaagse opvattingen op het gebied van theaterbouw en -outillage, bewees dat zij stuk voor stuk als waardevolle aanwinsten werden beschouwd. Hoe het verder moet gaan met de wederopbouw blijft voorshands een open vraag, want de bouwstop, waarbij zoals bekend voor practisch alle denkbare sectoren der bouwnijver heid een zeker volumen werd gereserveerd, behalve voor de bioscoop, betekent een uitstel voor onbepaalde tijd van enige gereedliggende bouwplannen in onze Afdeling. Dit valt te meer te betreuren, omdat, hoezeer ons bedrijf zich enerzijds mag verheugen in een toe nemende waardering van de zijde van de overheid, hieruit andermaal een zekere, wellicht onopzettelijke, doch juist daardoor te meer teleurstellende noncha lance ten opzichte van de bioscoop blijkt. De gemeentelijke overheid kon het in het verslagjaar nog niet opbrengen om de vermakelijkheidsbelasting, die in 1954 tot 25 werd verlaagd, terug te brengen tot het peil der overige vermakelijkheden, t.w. 20 en daarmede eens en voor al de voor ons bedrijf geldende discriminatie op te heffen. Een hoopgevend geluid kon den wij weliswaar horen in de woorden van onze inmid dels, in verband met zijn benoeming tot Gouverneur van Suriname, afgetreden wethouder van Financiën, de heer J. J. van Tilburg, toen deze in October in de gemeenteraad betoogde, dat alleen een eenheidstarief van 20 voor alle vormen van vermakelijkheid te ver dedigen is, doch bij die gelegenheid hield men zich toevallig niet met de bioscoop bezig. Het komende jaar zal dan ook uitsluitsel moeten geven over de vraag of onze Gemeenteraad dit „omnibus idem" zal willen uitspreken. Overigens was de samenwerking met de gemeentelijke overheid en de verschillende diensten steeds van aan gename aard, evenals die met de Plaatselijke Commissie van Toezicht op de Bioscopen. Het laat zich aanzien, dat de belangstelling voor een goede regeling van jeugd voorstellingen, aan de dag gelegd door de wethouder van Onderwijs, binnenkort in samenwerking met onze afdeling tot goede resultaten zal leiden. Het Bestuur en de leden kwamen in vergadering bijeen telkens wanneer daartoe aanleiding bestond, en ver schillende onderwerpen van plaatselijk en algemeen be drijfsbelang kwamen hierbij aan de orde. De heer Weier, die in de vorige jaarvergadering als bestuurslid werd gekozen ter opvolging van de heer Uges die na zijn benoeming tot voorzitter van de Afdeling 's-Gra- venhage besloot af te treden als Rotterdams bestuurslid, zulks in verband met de problemen die de afvaardiging der drie plaatselijke afdelingen in de Afdelingsraad met zich bracht werd bereid gevonden om zich, daarbij bijgestaan door de heer Kaposi, te wijden aan de ver schillende onderwerpen van sociaal-culturele aard, waar voor de aandacht van onze afdeling werd gevraagd. Tengevolge van deze mutatie werd de samenstelling van ons Afdelingsbestuur als volgt: C. van Willigen, Voorzitter; C. J. Blad, Vice-Voorzitter W. F. Dubbeldeman, Secretaris; J. Dogterom, Penning meester, en E. J. Weier, lid. De heren Van Willigen, Weier en Dubbeldeman hadden voor onze Afdeling zitting in de Afdelingsraad en eerst genoemde vertegenwoordigde ons wederom in de Leden raad. In verscheidene andere Bondscolleges en commis sies hadden eveneens leden onzer Afdeling zitting. Hoewel onze leden zich over het algemeen niet te be klagen hebben over de wijze waarop de pers zich hier ter stede van haar voorlichtende taak kwijt, deden zich toch weer enkele pijnlijke gevallen voor, waarbij in de dagbladen een ongemotiveerde critiek op de bioscoop exploitatie en op de vertoonde programma's werd ge lanceerd. Blijkbaar moeten wij er van tijd tot tijd aan herinnerd worden, dat wij ons bezig houden met de uitoefening van een vogelvrij bedrijf, al moet hieraan onmiddellijk worden toegevoegd, dat de invloed van dergelijke boutades op het bioscooppubliek zeker niet overschat behoeft te worden. Aan het begin van het verslagjaar telden de gezamen lijke bioscopen circa 10.400 zitplaatsen. Het drietal nieuwe theaters omvat er tezamen 2.730, zodat het totaal aantal zitplaatsen aan het eind van het verslagjaar was gestegen tot 13.130, ofwel met 27 Zoals uit onderstaande opstelling blijkt, steeg het be zoekersaantal slechts met een kleine 6 de totale bruto-recettes vertoonden een stijging van circa 15 78

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1955 | | pagina 77