Culturele arbeid
Een verslag over de werkzaamheid der orga
nisatie op cultureel gebied kan in een jaar
overzicht niet in een enkel hoofdstuk worden
samengevat. Zij omvat immers evenzeer het
complex der activiteiten ter stimulering van
een nationale filmproductie, waarover in de
hoofdstukken „Hoofdbestuursvergaderingen"
en „Nederlandse Filmindustrie" wordt bericht,
als verder al wat in deze en onderscheiden
andere hoofdstukken betrekking heeft op het
geen dat strekken kan tot verhoging van het
peil der programma's en hun vertoning of bij
kan dragen tot oplossing van daarmede samen
hangende problemen.
Het Nederland» Film instituut
Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond was in het verslagjaar in de
Raad van Beheer van de Stichting „Neder
lands Filminstituut" vertegenwoordigd door
de heren Joh. Miedema, Secretaris van het
Hoofdbestuur; J. Nijland Jr., Secretaris van
de Afdeling Het Centrum en lid van de Af-
delingsraad; C. S. Roem, Voorzitter van de
Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten en Filmpro
ducenten, en J. G. J. Bosman, Directeur van
de Bond. In de vacature, welke ontstond door
dat de heer Joh. Miedema in verband met het
aanvaarden van het Voorzitterschap van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond zijn functie als
lid van de Raad van Beheer neerlegde, werd
voorzien door de benoeming van de heer J.
Weening, Voorzitter van de Bedrijfsafdeling
Filmverhuurders.
De werkzaamheid van het Instituut, dat met
de Nederlandsche Bioscoop-Bond een nauw
contact onderhoudt, strekt zich over een steeds
ruimer arbeidsveld uit. Ongetwijfeld is het ver
lenen van een centrale bemiddeling tussen het
filmbedrijf en het culturele verenigingsleven
bij de levering van cultureel waardevolle films
een van zijn belangrijkste taken het aantal
leveringen bedroeg in 1956 circa 3500
maar daarnaast nemen andere activiteiten een
steeds grotere plaats in, onder meer de
studie van de film en het daarmede samen
hangende complex van vraagstukken; de ver
spreiding van de kennis omtrent het film
wezen bij het geïnteresseerde publiek; de ont
wikkeling van de critische zin en de goede
smaak van de jeugd en inzonderheid de be
vordering van de practische beoefening van
de filmkunst.
Anderzijds groeit de belangstelling van het
publiek en de kringen van middelbaar en uni
versitair onderwijs voor het werk der stich
ting. Aan de vele aanvragen voor de door het
Instituut voor instellingen van middelbaar
onderwijs ingerichte reizende tentoonstelling,
welke ten doel heeft inzonderheid de rijpere
jeugd enig inzicht te geven in en de belang
stelling bij te brengen voor het verschijnsel
film in onze samenleving, kan nauwelijks
worden voldaan, zodat een tweede reizende
tentoonstelling moet worden voorbereid. De
belangstelling voor de derde Academische
Filmstudieweek, welke van 24 tot en met 27
September van het verslagjaar te Utrecht werd
gehouden, heeft die van de vorige jaren nog
overtroffen. In deze derde reeks van studie
bijeenkomsten werd de realiteit van het film-
vertonen en het filmzien onder de titel „De
bioscoop technisch, sociaal en cultureel" aan
de orde gesteld. Ook deze laatste filmstudie-
week heeft bewezen, dat een dergelijke open
hartige samenspreking over het verschijnsel
film een niet te onderschatten bijdrage levert
tot een beter begrip van de te bestuderen
vraagstukken en hun onderling verband.
Verdere voortgang werd gemaakt met de uit
gave van een reeks publicaties over de film.
Naast het reeds eerder verschenen platenboek
„De film in beeld" van de hand van de heren
Dr. J. M. L. Peters en A. A. E. van Driel kwam
in het verslagjaar het eerste deel van de Cine-
grafia-reeks (studies over film) van de pers,
13