Sociale aangelegenheden
In het jaarverslag over 1955 is gewag gemaakt
van de lange lijst van wensen, welke de Alge
mene Bedrijfsbond met betrekking tot ver
betering van de arbeidsvoorwaarden van het
bioscooppersoneel aan de Sociale Commissie
heeft voorgelegd. Door ontstentenis en ziekte
van de commissieleden, die door genoemde
bond zijn afgevaardigd, is het Maart 1956 ge
worden eer deze lijst met achttien voorstellen
in een commissievergadering kon worden be
sproken. De vier belangrijkste voorstellen wa
ren: a. opheffing van de theaterklassen voor
de vaststelling der lonen; b. invoering van een
derde vacantieweek met het recht op vacantie
reeds na één maand dienstverband; c. com
pensatie voor het werken op Zon- en feest
dagen; d. herziening der lonen. De leden
werkgevers hebben deze voorstellen in beraad
genomen. De vertegenwoordigers van de Ka
tholieke Bond St. Antonius hebben aangekon
digd, dat zij eveneens de nodige voorstellen
zouden doen.
Voordat het tot een verdere behandeling
kwam, werd de aandacht der Sociale Commis
sie opgeëist door een voorontwerp van een
werktijdenbesluit voor bioscopen, ontworpen
door de Directeur-Generaal van de Arbeid,
waarover advies moest worden uitgebracht.
Het kernpunt van dit besluit werd gevormd
door een voorschrift om aan het personeel
dertien maal per jaar een vrije Zondag te
geven.
Hiertegen bestonden bij de leden-werkgevers
zowel principiële als practische bezwaren, die
in het kort hierop neerkomen: Het dienst-
karakter van het bioscopbedrijf eist, dat de
bioscopen volledig beschikbaar zijn op de
tijden, dat de mensen van andere bedrijven
niet werken. Dat is in de eerste plaats op
Zaterdag en Zondag. Op Zondag worden de
meeste voorstellingen gegeven en is ook de
bezetting het grootst, zodat dan het volledige
personeel in actie moet zijn. Het toestaan van
dertien vrije Zondagen is alleen mogelijk als
er plaatsvervangend personeel wordt aange
trokken, hetgeen als regel mensen zullen zijn,
die in de week in andere bedrijven een nor
male werkkring hebben en dus hun vrije Zon
dag moeten opofferen.
In de practijk zal het onmogelijk zijn deze
mensen aan te trekken. Anderzijds is het eco
nomisch onmogelijk 25% extra personeel voor
een volledige weekdienst te engageren alleen
om eenmaal in de 4 weken een kwart van het
personeel een vrije Zondag te geven. In vele
gevallen blijft als alternatief slechts over een
sluiting van de bioscopen op Zondag.
De vertegenwoordigers van de werknemers er
kenden weliswaar, dat de practische bezwaren
tegen het verlenen van vrije Zondagen onder
de huidige omstandigheden bijzonder groot
zijn, maar zij namen het standpunt in, dat
het na een zekere overgangsperiode mogelijk
moest zijn deze moeilijkheden te overwinnen.
Zij waren bereid aan het tot stand komen van
een overgangsregeling mede te werken, mits
er voor de dertien vrije Zondagen per jaar
compensatie in de vorm van extra vrije tijd
zou worden gegeven.
Bij de besprekingen, die dienaangaande met
de waarnemende Directeur-Generaal van de
Arbeid zijn gevoerd hebben de leden-werk
gevers hun principiële en practische bezwaren
in den brede uiteengezet, waarbij zij uiteraard
bestrijding ondervonden van de leden-werk-
nemers der Sociale Commissie. Bij de verdere
besprekingen bleek, dat het Ministerie van
Sociale Zaken in ieder geval aan de dertien
vrije Zondagen wilde vasthouden, omdat
soortgelijke regelingen reeds in andere bedrij
ven waren getroffen. Wel was de Directeur-
Generaal bereid mede te werken aan een over
gangsregeling. Hierover heeft de Sociale Com
missie zich in een volgende vergadering nader
beraden, waarbij overeenstemming werd be
reikt over de formulering van zulk een over
gangsregeling. Deze zou hierop neerkomen,
dat ter compensatie van de vrije Zondag een
16