pen worden vertoond van toepassing is, heeft
het Hoofdbestuur, na ter zake gepleegd over
leg met het Bestuur van de Bedrijfsafdeling
Filmfabrikanten en Filmproducenten, een spe
ciale regeling met Buma getroffen voor wat de
betaling van het muziekuitvoeringsrecht van
de opdrachtfilms betreft.
Met het oog op de omstandigheid, dat de ver
houding tot Buma hiermede geconsolideerd
is, heeft het Hoofdbestuur een nieuw model
contract ontworpen hetwelk de filmproducen
ten kunnen gebruiken bij het aangaan van
overeenkomsten met componisten en waarbij
de mogelijkheid in liet leven is geroepen van
gehele of gedeeltelijke cessie door de compo
nist van zijn vordering op Buma ter zake van
uitvoeringsrechten aan de filmproducent.
Televisie
Het op 1 October 1952 getroffen accoord tus
sen de Nederlandsche Bioscoop-Bond enerzijds
en de Nederlandse Televisie Stichting, respec
tievelijk de in deze stichting georganiseerde
omroepverenigingen, anderzijds, welk accoord
werd herzien op 1 October 1953, expireerde
op 31 December 1954. Onderhandelingen tus
sen het Hoofdbestuur en het Bestuur van de
Nederlandse Televisie Stichting leidden tot
overeenstemming ter zake van de levering vao
films voor televisie-uitzendingen na de expi
ratiedatum van het oorspronkelijke accoord,
welks inhoud geen essentiële wijzigingen on
derging.
De definitieve overeenkomst kwam op 28
Augustus van het verslagjaar tot stand.
De gemengde commissie van vertegenwoordi
gers van de Bond en de Stichting, krachtens
het accoord in het leven geroepen ter behan
deling van bepaalde kwesties welke zich bij
de uitvoering ervan kunnen voordoen, heeft
gedurende het verslagjaar in een aantal ge
vallen beslissingen genomen. In deze commis
sie zijn door het Hoofdbestuur tot leden be
noemd de heren C. J. Blad, C. S. Roem en R.
Uges Jr. De Bondsdirecteur, de heer J. G. J.
Bosman, is aangewezen als plaatsvervangend
lid.
Een filmverhuurder welke in strijd met de
overeenkomst een film voor uitzending door
middel van de televisie had geleverd heeft te
dezer zake een ernstige berisping van het
Hoofdbestuur ontvangen.
Het Hoofdbestuur heeft ook in het verslagjaar
de ontwikkeling op het gebied van de televisie,
met name voor wat betreft de mogelijke invoe
ring van een commerciële televisie-exploitatie
in ons land, nauwlettend gadegeslagen. De
problemen welke zich als gevolg van deze ont
wikkeling voordoen, hebben meermalen een
punt van bespreking in de Hoofdbestuursver
gaderingen uitgemaakt.
De Bondsdirecteur vertegenwoordigde weder
om het Hoofdbestuur in de Televisiecommis
sie, welke commissie als Subcommissie van de
Voorlichtingsraad in 1954 is ingesteld door
de Minister van Algemene Zaken.
Leveranties aan de strijdkrachten
In 1953 heeft het Hoofdbestuur krachtens het
Gewijzigd Bedrijfsreglement op de Lijst van
Geen Bezwaar aan de leden-filmverliuurders
toegestaan om films te leveren aan liet Cen
traal Filmbureau Krijgsmacht te 's-Graven-
hage, met uitsluiting van alle andere afdelin
gen en onderdelen van de Landmacht, de
Marine en de Luchtmacht, voor het geven van
voorstellingen in de kazernes, kampementen,
enz., ten behoeve der militairen.
Na ampele onderhandelingen met genoemd
Bureau en na kennisneming van het desbetref
fend advies van het Bestuur van de Bedrijfs
afdeling Filmverhuurders heeft het Hoofdbe
stuur besloten tot een hoogst noodzakelijke
herziening van de voorwaarden waarop het
Centraal Filmbureau op de Lijst van Geen
Bezwaar is geplaatst.
De nieuwe regeling is in de loop van het ver
slagjaar in werking getreden.
Publiciteitsmethoden
Gedurende het verslagjaar heeft het Hoofd
bestuur een toenemend gebruik van publici
teitsmethoden moeten constateren die niet in
overeenstemming waren met de waardigheid
van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf.
Onder andere door het bezigen van slagzin
nen en afbeeldingen van een aanstootgevend
karakter dreigde het gevaar, dat zich hier een
exces zou gaan ontwikkelen waarvan het be
drijf op een gegeven ogenblik stellig de terug
slag zou ondervinden.
37