echter niet van voldoende algemene betekenis
waren. In 8 gevallen heeft de Commissie tot
gratis vertoning en in 4 gevallen tot vertoning
tegen gereduceerde prijs geadviseerd.
Een film van een vakcentrale werd gerang
schikt onder de bijzondere categorie van films
met een reclamekarakter van ondergeschikte
betekenis, waarvoor ondanks de grotere lengte
een tarief gelijk aan dat van een gewone re
clamefilm van 60 meter berekend wordt (zoge
naamde sponsored films).
De Commissie bestond uit: J. v. d. Horst, Am
sterdam, voorzitter; P. J. Burbach, B. W. G.
van Royen en J. Smit, allen te Amsterdam,
leden; en H. W. Hagenberg, secretaris. Als
toegevoegd lid voor de beoordeling van spon
sored films trad op de heer L. W. R. Meyer
te Amsterdam.
Uitvoering Reglement op het Naamregister
In het verslagjaar werden 526 titels ingeschre
ven tegen 488 in het voorafgaande jaar; 80
van de aangeboden titels, dat is ruim 15%,
werden later door andere vervangen. Hieruit
blijkt wel, dat te veel filmnamen praematuur
werden ingediend, waaraan het bezwaar was
verbonden, dat zij de inschrijving van andere,
bijna gelijkluidende filmnamen soms onnodig
blokkeerden.
Tegen de wekelijks per circulaire gepubliceer
de titels werd 14 maal bezwaar ingediend. De
meeste bezwaren konden door bemiddeling
van het Bondsbureau worden geregeld.
Drie klachten bereikten het Hoofdbestuur. In
één zaak liet het lid-filmverhuurder, dat be
zwaren had ingediend, deze vallen voordat het
tot de eigenlijke behandeling kwam.
De door twee leden ter inschrijving aangebo
den filmtitel „Anastasia" kon slechts op naam
van de eerste aanbieder worden ingeschreven
op grond van de overweging, dat het reglement
in een dubbele inschrijving niet voorzag. De
filmtitel „Anastasia" was namelijk geen naam
van een in de wereldliteratuur algemeen be
kend werk op het gebied van letterkunde,
toneel of muziek, maar een historische naam.
In een derde geval was het bezwaar van een
lid gegrond op het feit, dat de aanbieder van
de titel daarin had gebruikt een meisjesnaam,
waaronder de klager een film had uitgebracht,
die groot succes had. Hij was van mening, dat
zijn collega van dit succes wilde profiteren.
Het Hoofdbestuur oordeelde echter, dat het
hier ging om een algemeen bekende meisjes
naam, waarvan het gebruik door andere leden,
zij het in een andere combinatie, niet kon
worden verboden.
In de praktijk hadden zich al bezwaren van
gelijke aard als het geval „Anastasia" voor
gedaan bij het gebruiken van namen van his
torische personen, bekende steden, etc. Het
moest immers als onjuist worden beschouwd,
dat men namen als Napoleon, Parijs, etc. (als
ook vertalingen van buitenlandse filmnamen),
niet zou mogen gebruiken, op grond van het
blote feit, dat zulk een naam al door een an
der was gedeponeerd. Het kwam in liet afge
lopen jaar zelfs enkele malen voor, dat leden
bezwaar maakten tegen titelsamenstellingen,
waarin geschiedkundige of aardrijkskundige
namen waren opgenomen, die reeds in andere
titels voorkwamen.
Bij de toepassing van het reglement werd dus
al geruime tijd behoefte gevoeld aan een uit
breiding van de uitzonderingsbepaling sub d
van artikel 6, waardoor de mogelijkheid zou
worden geopend om behalve literaire namen
ook geschiedkundige en aardrijkskundige na
men voorzover de desbetreffende films
daarop in hoofdzaak betrekking hebben
alsmede vertalingen onbeperkt in te schrijven.
Verder deed zich als euvel gevoelen liet ont
breken van een limiet aan de duur der inschrij
ving, het ontbreken van de verplichting tot
het opgeven van de vervallen namen bij het
indienen van gewijzigde titels en het gebruik
van namen van bekende literaire werken etc.
voor films, die daarmede weinig of niets te
maken hebben.
Krachtens het hiervoor reeds gememoreerde
besluit van de Ledenraad behoren deze be
zwaren uit de practijk thans tot het verleden.
Straffen
Het Hoofdbestuur heeft in 1956 aan enige
leden een der in artikel 15 der Statuten om
schreven straffen moeten opleggen.
De straf van waarschuwing werd uitgespro
ken ten aanzien van een lid dat in strijd had
gehandeld met artikel 1 van het Reglement
Recette-Controle en artikel 3 van het Contri-
butiebesluit door geen gevolg te geven aan
herhaalde verzoeken van de zijde van het
Bondsbureau tot het inzenden van afreken-
10