Buitenlandse betrekkingen
Het Hoofdbestuur was door zijn Voorzitter,
de heer Joh. Miedema, en de heer J. G. J. Bos
man, Directeur van de Bond, vertegenwoor
digd op de van 2 tot 4 Mei te Parijs gehouden
jaarvergadering van de Internationale Unie
van Bioscoopexploitanten (Union Internatio
nale de 1'Exploitation Cinématographique),
waarbij de Nederlandsche Bioscoop-Bond is
aangesloten.
Behalve met de behandeling der jaarstukken
hield deze ledenvergadering zich bezig met
onderscheiden vraagstukken, die de algemene
belangstelling der vertegenwoordigde lande
lijke exploitantenorganisaties hebben.
Op de eerste plaats besloot de vergadering een
nauwer contact te leggen met het internatio
nale centrum voor jeugdfilms, zulks in over
eenstemming met de destijds door de leden
vergadering der Unie met algemene stemmen
genomen principiële beslissingen, waarbij de
richtlijnen, vastgelegd in de eindconclusies dei-
onder beschermheerschap van de Unesco te
Locarno gehouden Internationale Conferentie
over Film en Jeugd tussen het filmculturele-
en het filmbedrijfsleven, werden bevestigd. De
administratie van bedoeld centrum werd in
handen gelegd van een figuur uit de kringen
der bedrijfsorganisaties.
Bijzondere aandacht schonk de vergadering
aan de voortdurende stijging van belastingen,
algemene onkosten en filmhuren in het bio
scoopbedrijf en kwam tot de conclusie, dat de
grenzen van het financieel draagbare zijn be
reikt. Zij gaf als haar oordeel te kennen, dat
de verbetering van projectie en geluid de laat
ste jaren voldoende vorderingen heeft gemaakt
om te beslissen, dat niet iedere nieuwe tech
niek kan worden toegepast zonder het finan
ciële evenwicht van de ondernemingen te ver
storen. Aan de producenten, die het voornemen
hebben films volgens dergelijke nieuwe me
thoden te gaan vervaardigen, werd het drin
gende verzoek gericht om het bureau van de
Unie dienaangaande te informeren en in ieder
geval zorg te dragen, dat men ook de beschik
king heeft over kopieën, welke door de huidige
normaalfilmprojectoren met de bestaande ge
luidsapparatuur kunnen worden vertoond.
Ten aanzien van de ontwikkeling van de
televisie stelde de vergadering vast, dat van
invloed op de bioscoopexploitatie in West-
Europa nog weinig of niets is gebleken en dat
deze ontwikkeling in niets gelijkenis vertoont
met de gang van zaken, welke op dit punt in
de Verenigde Staten en Engeland valt te con
stateren. Televisierechten op films worden nog
slechts in geringe mate en onder velerlei be
perkingen verleend. Vele exploitanten bleken
geïnteresseerd in grootbeeldtelevisie, vooral in
Italië, waar reeds meer dan duizend bioscopen
ter aanvulling van het bioscoopprogramma
grootbeeldtelevisie brengen als er een bijzon
der populair programma door de aether gaat.
De resultaten van dit experiment, waarover
de meningen zeer uiteen lopen, zullen eerst
na verloop van een lange periode op hun juiste
waarde kunnen worden beoordeeld.
Uitvoerig werd door de vertegenwoordigers der
onderscheiden landelijke bedrijfsorganisaties
van gedachten gewisseld over het voorontwerp
van een internationale conventie inzake de
zogenaamde „droits voisins", welke conventie
in hoofdzaak een regeling zou inhouden be
treffende uitvoerende kunstenaars, muziek op
gramofoonplaten en de radio-omroep. Voor
liet filmbedrijf is zij van betekenis in verband
met het artikel waarin de rechten van uitvoe
rende kunstenaars worden omschreven en het
artikel, dat onder meer televisie-organisaties
liet recht geeft openbare vertoningen van door
haar geteleviseerde films te verbieden, zodat
filmverhuurders in hun leveringscontracten
met de omroepverenigingen het geven van
zulk een verbod zouden kunnen eisen.
Met bezorgdheid stelde de vergadering vast,
dat de pogingen van de kringen van houders
van auteurs- en dergelijke rechten tot for
mulering van nieuwe aanspraken in sommige
44