Bedrijfsafdeling Filmverhuurders
Het jaar 1956 heeft een behoorlijke verbetering van de
totale filmhuuropbrengst gebracht, parallel lopend met
de verbetering der bioscooprecettes en de bezoekcijfers.
Ten dele is deze verbetering te danken aan de abnor
male regenval in de maanden Juli en Augustus, maar
ook als wij deze factor uitschakelen, is er reden tot
tevredenheid, omdat de cijfers van de overige maanden
een aanzienlijke stijging te zien geven, met uitzondering
van de maand Februari toen de hevige vorst een kleine
inzinking in het bioscoopbezoek veroorzaakte. Het ge
middelde filmhuurpercentage onderging geen verande
ring.
Toch blijft de verbetering van onze bedrijfsresultaten
bij vergelijking met andere bedrijven maar zeer be
scheiden. Hier wreekt zich het gebrek aan expansie
mogelijkheden voor het bioscoopbedrijf ten gevolge van
het uitblijven van bouwvergunningen, die nodig zijn
om reeds lang gereedliggende plannen voor de stichting
van nieuwe bioscopen uit te voeren.
Het totaal aantal ingevoerde hoofdfilms steeg tot 485
(in 1955: 449, in 1954: 404; in 1953: 411). Het aantal
Amerikaanse films steeg van 235 tot 243 en het aantal
Europese tot 242 (214). De stijging was het sterkst bij
de West-Duitse films, namelijk van 45 tot 73. Uit Frank
rijk en Italië werden elk 9 films meer dan het jaar
tevoren geïmporteerd. Spanje kwam naar voren met
vier films. De invoer uit Zweden nam toe van één tot
zes films. De invoer uit Engeland daalde van 58 tot 39,
maar daarbij moet in aanmerking worden genomen, dat
de filialen der Amerikaanse productiemaatschappijen
een aantal in Engeland gemaakte films hebben inge
voerd 278 hoofdfilms (251), waarvan uit Europa 219
Amerikaanse films worden beschouwd.
Voornoemde filialen voerden in 184 Amerikaanse (vorig
jaar: 183) en 23 Europese hoofdfilms (vorig jaar: 15).
De overige leden-filmverhuurders hebben in 1956 inge
voerd 278 hoofdfilms (251), waarvan uit Europa 219
(199) en uit Amerika 59 (52).
In 1956 zijn er 123 (95) panoramische films ingevoerd,
waarvan er 25 (11) van Europese oorsprong. Het aantal
kleurenfilms steeg van 222 tot 235. Dat is te danken aan
de stijging van het aantal Europese kleurenfilms name
lijk van 77 tot 101, want het Amerikaanse contingent
daalde van 145 tot 134.
In het verslag over 1955 is uitvoerig melding gemaakt
van de voorstellen van het Hoofdbestuur tot wijziging
van de leveringsvoorwaarden en de daarop door de
leden-filmverhuurders ingediende amendementen. De
voorstellen van het Hoofdbestuur kwamen hierop neer,
dat het systeem van de bedrijfsbesluiten van korte duur
zou plaats maken voor een reeds eerder door de Be
drijfsafdeling bepleite permanente regeling. Het Hoofd
bestuur stelde voor de bestaande uitzonderingen van
de filmhuurmaxima, namelijk sliding scale-films met
een minimum van 22%% en een maximum van 40%
en vrije verhuur van panoramische films te handhaven
en als nieuwe excepties toe te voegen vrije verhuur van
Nederlandse hoofdfilms en voorts vrije verhuur van
tien procent van de door elke verhuurder in een tijd
vak van een jaar uit te brengen nieuwe hoofdfilms met
dien verstande, dat de panoramische films in mindering
van deze tien procent zouden komen. De Bedrijfs
afdeling had een amendement ingediend, waardoor de
vrije verhuur van panoramische films en 10% van het
product van iedere filmverhuurder na aftrek van de
panoramische films zouden worden omgezet in één
vrije categorie van 20% van het jaarproduct.
Aan dit amendement lagen twee overwegingen ten
grondslag. En wel ten eerste, dat een vrije categorie
verminderd met de panoramische films geen uitbreiding
van de mogelijkheden om betere voorwaarden te bedin
gen behelsde, omdat vele panoramische films niet voor
een exceptionele filmhuur in aanmerking komen en er
dus in vele gevallen van de vrije sector van tien procent
van het product niets zou overblijven; en ten tweede
omdat de panoramische films niet meer tot de uitzon
deringen behoren en er geen reden meer bestaat deze
films anders te behandelen dan de normale films.
In de vergadering van de Ledenraad van 10 Januari is
ten slotte het amendement van de Bedrijfsafdeling in
wat gematigder vorm aangenomen; de vrije sector werd
namelijk beperkt tot 15% van het product. De beteke
nis van deze belangrijke beslissing voor de stabiliteit
van het zakenverkeer in het film- en bioscoopbedrijf
kan moeilijk worden miskend. Zoals reeds in het vorig
jaarverslag in het vooruitzicht was gesteld, wordt ook
het vraagstuk van de veel omstreden aftrek der omzet
belasting bij de berekening van de filmhuuropbrengst
hiermede als opgelost beschouwd.
Een ander amendement van de Bedrijfsafdeling, name
lijk om de bevoegdheid van het Hoofdbestuur tot het
verlenen van dispensatie der verhuurcondities te hand
haven, werd niet door de Ledenraad geaccepteerd.
Tegen het einde van het verslagjaar heeft het Hoofd
bestuur zelf een voorstel bij de Ledenraad aanhangig
gemaakt om de dispensatiebevoegdheid te herstellen.
Wij betreuren het, dat ook dit door het Hoofdbestuur
ingediende voorstel werd verworpen.
Het door de Bedrijfsafdeling genomen initiatief tot
wijziging van het Bedrijfsreglement op het Naamregis
ter heeft het Hoofdbestuur aanleiding gegeven om een
ingrijpende herziening van dit Reglement aan de orde
te stellen, waarin ook de afdelingsvoorstellen waren
begrepen. Met deze herziening ging de ledenvergade
ring der Afdeling geheel accoord.
De Ledenraad heeft het voorstel van het Hoofdbestuur
met enige amendementen op 18 December goedge
keurd. Als belangrijke bestanddelen van deze regle
mentsherziening memoreren wij hier de verplichting
tot registratie der titels van alle hoofdfilms en de ver
ruiming van de normen voor het inschrijven der titels.
Aan het ontwerp van de algemene voorwaarden voor
het uitvoeren van opdrachten in zake het bewerken van
films, welk ontwerp het resultaat was van het overleg
tussen het Bestuur der Bedrijfsafdeling Filmverhuur
ders en het Bestuur van de Bedrijfsafdeling Filmfabri
kanten en Filmproducenten, heeft de Ledenraad op
10 Januari op voorstel van het Hoofdbestuur zijn goed
keuring gehecht. In feite zijn deze voorwaarden een
omschrijving van hetgeen tot dusver usance was bij de
uitvoering van opdrachten tussen leden-filmverhuur
ders en leden-filmfabrikanten bij het bewerken van
films.
55