Afdelingsraad
Het geven van een overzicht van de gang van zaken in
het bioscoopbedrijf ligt weliswaar niet op de weg van
onze raad, maar toch mogen wij met een enkel woord
gewagen van de verheugende ontwikkeling welke de
behaalde omzetten in het achterliggende jaar over het
algemeen te zien hebben gegeven. Gaf het jaar 1955 ons
immers nog aanleiding tot de verzuchting dat de alge
mene welvaart in onze bedrijven nauwelijks merkbaar
was, thans kan met voldoening worden geconstateerd,
dat, wat hiervan de oorzaken ook geweest mogen zijn,
de bereikte resultaten gunstig afsteken tegen die van
voorgaande jaren.
Ook de herziening van het tarief der vermakelijkheids-
belasting had, op een aantal bijzonder hardnekkige ge
vallen na, geleidelijk voortgang en mede daardoor
overtrof de stijging der netto-recettes, in procenten
uitgedrukt, die van de bezoekersaantallen.
Hieraan moet uiteraard aanstonds worden toegevoegd
dat ook het kostenaccres niet achterwege bleef, en ook
dit punt zal de aandacht bij voortduring blijven op
eisen.
De onderwerpen, waarmede onze raad zich in het ver
slagjaar bezig hield, laten zich ditmaal bezwaarlijk in
een bondige formulering samenvatten; zij vertoonden
daartoe een te geringe coherentie, zulks in tegenstelling
tot voorgaande jaren, waarin onze activiteit zich vaak
in een duidelijk getraceerde richting ontwikkelde.
Behalve aan de gebruikelijke reglementaire aangelegen
heden welke in een jaarvergadering aan de orde plegen
te komen, was deze in Maart gehouden vergadering,
zowel als de voortzetting daarvan in dezelfde maand,
voornamelijk gewijd aan de behandeling der agenda
punten welke in de Bondsjaarvergadering ter tafel zou
den komen.
De voorziening in de vacature voor het Hoofdbestuurs
presidium als gevolg van het besluit tot aftreden van
de heer M. P. M. Vermin, zowel als de overige mutaties
in dit college, leidden tot uitvoerige gedachtenwisse-
ling. Weinig konden onze leden vermoeden dat hun
welgemeend voornemen om hun scheidende Bondsvoor
zitter van hun dank en waardering te doen blijken,
onverhoeds plaats zou moeten maken voor gevoelens
van rouw bij zijn tragisch verscheiden. Onze raad houdt
de nagedachtenis aan deze Voorzitter, die zich in moei
lijke jaren deed kennen als een voorbeeldig bestuurder
en als een figuur van groot aanzien en gezag, in hoge
ere.
Dat de heer Joh. Miedema bereid werd gevonden om
de voorzittersplaats te bezetten, stemde onze raad tot
voldoening. Gedurende de vele jaren dat hij zitting had
in onze raad, leerden wij zijn inzicht, kennis van zaken
en onverflauwde belangstelling voor alle zich in onze
Bond voordoende problemen kennen en waarderen, en
wij konden het slechts betreuren dat de aanvaarding
van het voorzitterschap van het Hoofdbestuur het de
heer Miedema onmogelijk maakte om zijn lidmaatschap
van onze raad voort te zetten.
De hoofdbestuursplannen tot instelling van een fonds
ter bevordering van de filmproductie in eigen land
vonden in hun preliminaire vorm volledige instemming
bij onze raad, doch ontmoetten daarna enige weerstand
bij een der provinciale afdelingen om tenslotte met
grote meerderheid goedgekeurd te worden in de Bonds
ledenvergadering.
Het waren vervolgens in hoofdzaak onderwerpen van
sociale aard, welke onze belangstelling vroegen, en in
dit opzicht volgden wij derhalve de door de regerings-
politiek aangegeven ontwikkeling. Nadat de incidentele
uitkering van 3% van het jaarloon omstreeks Mei haar
beslag had gekregen, volgde het hoofdbestuursvoorstel,
gebaseerd op het rapport van de Sociale Commissie voor
het Bioscoopbedrijf, tot het aanbrengen van enige wijzi
gingen in de bestaande bindende Loonregeling; dit
voorstel bepaalde zich niet tot een simpele loonronde,
maar beoogde bovendien het scheppen van de mogelijk
heid van een vrijere loonvorming, en omvatte voorts
enige verbeteringen van de secundaire arbeidsvoorwaar
den. Onze raad verklaarde zich met een en ander
accoord, doch vernam later dat er achteraf van de zijde
der werknemersorganisaties bezwaren waren geopperd,
met het gevolg dat het principe der vrije loonvorming
weer moest worden losgelaten en er met ingang van
1 Juli een 3 °/r-loonronde werd ingevoerd.
Hierbij was reeds in aanmerking genomen dat de moge
lijkheid van oprichting van een Bedrijfspensioenfonds
werd overwogen en in onze Octobervergadering kwamen
de daartoe strekkende voorstellen, geconcipieerd dooi
de tot dat doel ingestelde studiecommissie, in behan
deling. De beraadslagingen over deze materie, welke
in al haar consequenties moeilijk te overzien was, leid
den er toe, dat onze raad een aantal opmerkingen en
voorstellen bij het Hoofdbestuur indiende.
Het laat zich aanzien dat de definitieve uitwerking
dezer plannen nog wel enige tijd in beslag zal nemen,
en dat het Bedrijfspensioenfonds eerst in de loop van
1957 in werking zal kunnen treden. De sterke stijging,
welke de exploitatiekosten onzer bedrijven zullen on
dergaan als gevolg van de verschillende maatregelen
op sociaal terrein (premies A.O.W., premies Bedrijfs
pensioenfonds, loonronde, alsmede de te verwachten
loonsverhoging in verband met huurverhoging) was
voor vele leden aanleiding tot het uitspreken van enige
bezorgdheid.
In December nam onze raad kennis van een aantal door
het Hoofdbestuur bij de Ledenraad ingediende voor
stellen tot vaststelling van een nieuw Bedrijfsbesluit
Deviezenregeling, toevoeging van een dispensatiebepa
ling aan het Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden,
en wijziging van het Bedrijfsreglement op het Naam
register. De raad besloot tot indiening van een amen
dement op laatstbedoeld voorstel; van de noodzaak
tot het scheppen van een mogelijkheid tot dispensatie
in het Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden was zij
niet overtuigd, maar met het nagekomen voorstel tot
redactiewijziging van artikel 10 van dit reglement kon
zij zich verenigen.
Met het bovenstaande is in hoofdzaak weergegeven op
welk terrein zich de werkzaamheden van onze raad in
het verslagjaar hebben bewogen. Zoals gebruikelijk wer
den bovendien nog enige adviezen verstrekt aan het
Hoofdbestuur terzake van de bezetting van enige com
missies en colleges; voorts kwamen diverse onderwer
pen ter sprake, zoals de samenstelling van een handboek
58