Filmhelantf stelling OVERZICHT FILMBEZOEK 1950-1957 10 1957 1956 1955 1954 1953 1952 1951 1950 x 1000 x 1000 x 1000 x 1000 x 1000 x 1000 x 1000 x 1000 Amsterdam 11.705 12.840 12.160 12.535 12.440 12.605 13.180 13.450 Den Haag 6.885 7.435 7.160 7.235 7.150 7.390 7.580 8.050 Rotterdam 6.055 6.430 5.970 5.635 5 240 5.010 5.060 5.325 Arnhem 1.200 1.335 1.350 1.200 1.170 1.170 1.120 1.100 Breda 805 875 830 760 735 750 775 765 Eindhoven 1.345 1.490 1.530 1.560 1.530 1.545 1.515 1.325 Enschede 865 830 800 925 950 920 825 775 Groningen 1.240 1.295 1.215 1.200 1.290 1.285 1.295 1.325 Haarlem 1.640 1.855 1.820 1.765 1.890 1.865 1.820 1.850 Nijmegen 1.075 1.150 1.065 935 865 855 895 950 Tilburg 1.035 1.120 1.050 1.040 1.000 1.045 1.030 1.075 Utrecht 2.225 2.450 2.325 2.280 2.370 2.375 2.395 2.600 36.075 39.105 37.275 37.070 36.630 36.815 37.490 38.590 Overige gemeenten 28.615 29.965 28.025 27.370 26.445 25.765 25.565 24.910 64.690 69.070 65.300 64.440 63.075 62.580 63.055 63.500 Reisbioscopen 920 870 725 615 580 500 450 425 65.610 69.940 66.025 65.055 63.655 63.080 63.505 63.925 De toeneming van het aantal bioscoopbezoe kers, welke gedurende 1956 viel waar te nemen ten opzichte van de voorgaande jaren is in het verslagjaar wederom teloor gegaan, zodat de cijfers met een zij het dan lichte vermindering van 6,2% ongeveer op het niveau zijn blijven liggen van de jaren 1954 en 1955. De bioscoopbelangstelling, in de eerste jaren na de bevrijding tot ongekende hoogte gestegen, bleek in de jaren 1950 tot en met 1953 min of meer gestabiliseerd rond 63 millioen om daarna een opmerkelijke stijging te vertonen, waaraan in het verslagjaar een einde is gekomen. Bijzondere aandacht ver dient het verschijnsel, dat in de drie grote steden de vermindering groter was dan in de andere gemeenten gezamenlijk, namelijk 7,7% tegen 5,5%. Het verloop van het bezoek is echter niet in alle delen van het land gelijk geweest, zoals ook blijkt uit de afgedrukte cijfers van de 9 andere grote steden. Zo is het bezoek aan de bioscopen in de twee Noordelijke provincies buiten de hoofdsteden nog 2,1% groter geweest dan in 1956, terwijl de bezoekvermindering in de Zuid-Limburgse mijnstreek tot 3,6% en in het Twentse in dustriegebied buiten de gemeente Enschede (waar het bioscoopbezoek met 4,2% toenam) tot 4,9% beperkt bleef. In Zeeland daaren tegen liep het bezoek met 6% terug en in het Gooi met 13,6%. De reisbioscopen trokken gezamenlijk 5,7% meer bezoekers dan in 1956. Door bovengenoemde ontwikkeling bedraagt het aandeel van de drie grote steden in het totale bioscoopbezoek 37,6%, tegenover 38,2% in 1956.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1957 | | pagina 11