Culturele arbeid
De activiteit op cultureel gebied van de orga
nisatie van een bedrijf, dat zoals uitgeverij,
concert- en toneelwezen, radio- en televisie
bedrijf bestaat in dienstverlening aan het
publiek, een sector dus van wat sociografisch
gewoonlijk als „het culturele bedrijf" wordt
aangeduid, laat zich moeilijk in een afzonder
lijk hoofdstuk samenvatten. Immers alleen al
door de aard van het bedrijf zelf heeft zij vele
aanrakingspunten met ons eigen culturele
leven en dat van andere landen, alsmede met
de onderlinge uitwisseling van derzelver voort
brengselen. Zij omvat zo goed het complex
der werkzaamheden ter stimulering van een
eigen filmproductie als over het algemeen al
wat kan strekken tot het verhogen van het
niveau van het filmprogramma of wat bij kan
dragen tot de oplossing van daarmede ver
bonden vraagstukken van andere dan van
zuiver bedrijfstechnische aard. En zij beperkt
zich niet tot de eigen organisatorische arbeid,
maar strekt zich ook uit tot het steunen en
bevorderen van elders genomen initiatieven
op filmcultureel gebied.
Zo wordt bijvoorbeeld in het hoofdstuk
„Nederlandse Filmindustrie" bericht van de
activiteit ter stimulering van een continue
Nederlandse speelfilmproductie en wordt on
der „Hoofdbestuursvergaderingen" een over
zicht gegeven van het complex van manifes
taties op filmgebied waaraan de Bond zijn
steun en medewerking verleende welke in
het kader van de Internationale Filmweek
Den Haag 1957 werden georganiseerd.
Het Nederlands Filminstituut
In het verslagjaar was het Hoofdbestuur van
de Nederlandsche Bioscoop-Bond in de Raad
van Beheer van de Stichting „Nederlands
Filminstituut" vertegenwoordigd door de
heren J. Weening, Vice-Voorzitter van het
Hoofdbestuur en Voorzitter van de Bedrijfs
afdeling Filmverhuurders; J. Nijland Jr., lid
van de Afdelingsraad en Voorzitter van de
Afdeling „Het Oosten"; C. S. Roem, Voorzit
ter van de Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten
en Filmproducenten, en J. G. J. Bosman,
Directeur van de Bond. In de vacature, welke
ontstond doordat de heer J. Weening in ver
band met zijn vertrek naar het buitenland zijn
functie als lid van de Raad van Beheer neer
legde, werd voorzien door de benoeming van
de heer H. S. Boekman, Vice-Voorzitter van
het Hoofdbestuur en Voorzitter van de Be
drijfsafdeling Filmverhuurders.
Het Instituut, dat met het culturele vereni
gingsleven een nauw contact onderhoudt,
heeft ten doel de bevordering van de film
cultuur in Nederland in de ruimste zin van
het woord. Het tracht zijn doelstellingen
onder meer te bereiken door het verlenen
van een centrale bemiddeling voor de
distributie van films ten behoeve van voor
stellingen, welke niet het behalen van gelde
lijk voordeel beogen. Er waren in 1957 niet
minder dan 184 organisaties vele van een
centraal karakter aangesloten bij het
Instituut, dat in de loop van het jaar meer
dan 4900 leveringen verzorgde.
In het kader van de Internationale Filmweek
Den Haag hield het Instituut op 21 Juni een
druk bezochte congresdag, gewijd aan het
onderwerp „Film en vrijetijdsbesteding", ter
wijl de van 30 September tot en met 3 October
j.1. onder grote belangstelling te Utrecht ge
houden Vierde Academische Filmstudieweek
tot thema had „De relaties van de film tot de
werkelijkheid".
14