Hoofd bestuursvergaderingen
Bij het overzien van de in liet verslagjaar door
het Hoofdbestuur van de Bond verrichte ar
beid valt op, dat de nieuwe ontwikkelingen
in het maatschappelijk bestel, welke zich op
nagenoeg elk terrein steeds weer voordoen,
rechtstreeks invloed hebben op het te voeren
bestuursbeleid. Zij vereisen de voortdurende
aandacht van het Hoofdbestuur en een
krachtig adaptatie- en anticipatievermogen,
zulks ter bescherming van de bedrijfsbelangen
van de leden der organisatie.
Ook in 1957 zijn vele problemen aan de orde
geweest, die van grote betekenis zijn te achten
voor de toekomstige positie van het in de
Bond georganiseerde zakenleven en waarmede
grote bedrijfseconomische belangen gemoeid
zijn.
Hierdoor is wederom zeer veel van de energie
en de tijd der Hoofdbestuurderen gevergd.
Van de talloze aangelegenheden welke het
College te behandelen kreeg, moeten inzon
derheid genoemd worden de voorbereiding
van het nieuwe Algemeen Bedrijfsreglement,
de totstandkoming van het bedrijfspensioen
fonds, de organisatie van de Internationale
Filmweek Den Haag 1957 en de bemoeienis
met kwesties op het gebied der vermakelijk-
heidsbelasting. Daarenboven had het Hoofd
bestuur een omvangrijke arbeid te verrichten
als gevolg van zijn taak neergelegd in artikel
14 der Statuten ten aanzien van de uitvoering
van reglementen en besluiten, afgezien nog
van de vele bezigheden waarmede een be
stuurscollege van een organisatie, welke in
financieel-economisch, sociaal en cultureel
opzicht een zo belangrijke plaats in ons land
inneemt, geconfronteerd wordt. Een uiteraard
beknopt overzicht van de bestuursarbeid van
het Hoofdbestuur is in dit hoofdstuk opgeno
men, voor zover hiervan althans in andere
hoofdstukken geen melding is gemaakt.
Aan het begin van het verslagjaar was het
Hoofdbestuur als volgt samengesteld
Joh. Miedema, Voorzitter; J. Weening, Vice-
Voorzitter; R. Uges Jr, Secretaris; W. K. G.
van Royen, Penningmeester; D. J. van Leen,
Gedelegeerde; M. Desmet, L. Groen, B. J.
Schimmel en A. F. Wolff, leden. Van de
Hoofdbestuursleden waren aan de beurt van
aftreden de heren M. Desmet, J. Weening en
A. F. Wolff. In de op 1 April van het verslag
jaar gehouden jaarlijkse ledenvergadering
werden deze heren bij enkele candidaatstel-
ling herkozen. De heer J. Weening aanvaard
de een nieuwe vooraanstaande positie in het
buitenland en was dientengevolge niet langer
in staat zijn functie van lid en Vice-Voorzitter
van het Hoofdbestuur te vervullen. In de
vacature ontstaan door zijn tussentijdse aftre
den als lid van het Hoofdbestuur werd in de
op 18 November gehouden buitengewone
ledenvergadering benoemd de heer H. S.
Boekman te Amsterdam, Voorzitter van de
Bedrijfsafdeling Filmverhuurders. Overeen
komstig artikel 12 der Statuten benoemde het
Hoofdbestuur de heer Boekman tot Vice-
Voorzitter van het College.
Het Hoofdbestuur vergaderde in het verslag
jaar 17 maal (18 vergaderingen in 1956). Het
Dagelijks Bestuur kwam eveneens 17 maal in
vergadering bijeen (14 maal in 1956).
Voorbereiding van
Reglementen en Besluiten
Reeds geruime tijd deed zich de noodzaak ge
voelen het Algemeen Bedrijfsreglement, dat
een der voornaamste pijlers is in liet organisa
torische bestel, aan een grondige herziening
te onderwerpen.
Voor de oorsprong der in het reglement neer
gelegde vestigingsnormen dient men terug te
gaan tot het jaar 1935, toen het film- en
bioscoopbedrijf in ons land ernstig in gevaar
gebracht werd door de toen heersende crisis
en een ongebreidelde vestiging van nieuwe
zaken. Deze situatie noopte, zoals ook in tal
28