32 werkzaamheden, welke zeer veel van de tijd en energie hebben gevergd van de bewuste commissieleden, te weten de heren R. Uges Jr., Secretaris van het Hoofdbestuur, L. Groen, lid van het Hoofdbestuur, en J. G. J. Bosman, Directeur van de Nederlandsche Bioscoop- Bond. Het stemde in hoofdzaak overeen met het voorontwerp-bedrijfspensioenregeling dat het Hoofdbestuur met zijn circulaire van 4 September 1956 aan de leden had toegezon den. Men was er daarbij van uitgegaan, dat een bedrijfspensioenregeling alleen zin zou hebben, indien de deelneming daaraan ver plicht zou worden gesteld. Voorts zou zij een weduwe- en wezenvoorziening moeten bieden en zouden de financiële consequenties voor alle werkgevers dragelijk en aanvaardbaar en de premielasten derhalve gelimiteerd dienen te zijn. Bovendien bleek men unaniem de mening te zijn toegedaan, dat het de voorkeur verdiende het bedrijfspensioenfonds in eigen beheer te nemen. De Commissie, welke onder voorzitterschap stond van de heer Uges, werd sedert 1955 in haar taak bijgestaan door Mr. J. H. v. d. Grijp, deskundige op het terrein der bedrijfspen sioenfondsen, terwijl sedert November 1956 ook de vertegenwoordigers van de betrokken werknemersorganisaties, namelijk de Alge mene Bedrijfsbond van Kunstenaars en Werk nemers in de Film-, Theater- en Amusements- bedrijven en de Nederlandse R.K. Bond van Hotel-, Café- en Restaurantgeëmployeerden St. Antonius aan de commissoriale arbeid hebben deelgenomen. Het Hoofdbestuur kon zich met het project verenigen en diende op basis hiervan bij de jaarlijkse ledenvergade ring, welke werd gehouden op 1 April 1957, het voorstel in om het College te machtigen: I. de Minister van Sociale Zaken en Volks gezondheid te verzoeken: a. op grond van artikel 3, eerste lid van de Wet betreffende verplichte deelne ming in een bedrijfspensioenfonds, het deelnemen in de Stichting Bedrijfs pensioenfonds voor het Film- en Bio scoopbedrijf met ingang van een nader vast te stellen datum verplicht te stel len; b. de statuten en het pensioenreglement van de onderhavige Stichting goed te keuren overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 in de Pensioen- en Spaar fondsenwet. II. alle stappen te doen en maatregelen te nemen, die voor de oprichting van voor melde Stichting en liet in werking stellen van het Bedrijfspensioenfonds en alles wat daarmede verband boudt noodzakelijk zijn. Dit voorstel werd door de ledenvergadering nagenoeg unaniem aanvaard, terwijl ook de bevoegde organen van de Algemene Bedrijfs bond en de R.K. Bond St. Antonius hun goed keuring aan de ontworpen regeling hechtten. De Studiecommissie wijdde hierna nog enige vergaderingen aan de bespreking van deside- rata van werknemers- en werkgeverszijde, waarna op 7 Augustus 1957 bij de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid het verzoek kon worden ingediend om verplicht- stelling der deelneming in het bedrijfspen sioenfonds. Mede dank zij het vooroverleg dat op het Departement had plaatsgevonden, waren de bezwaren van die kant tot een minimum beperkt. Ongetwijfeld zou op het verzoek om verplichtstelling reeds eerder zijn beslist, ware het niet dat na de datum waarbinnen men tegen dit verzoek bezwaren kon indienen, door de Unie van Werknemers in de Filmproductie- en Televisiebedrijven een schrijven aan de Sociaal-Economische Raad was gericht met het verzoek om met een aantal, wensen van deze Unie rekening te houden. Het voornaam ste verlangen van de Unie was wel, dat zij in het Bestuur van het fonds vertegenwoordigd wilde worden. De Nederlandsche Bioscoop- Bond, de Algemene Bedrijfsbond en de R.K. Bond St. Antonius stelden zich op het stand punt, dat in dit stadium nog geen voldoende inzicht kon worden verkregen omtrent de representativiteit van deze nog betrekkelijk kort bestaande organisatie van werknemers in het film- en bioscoopbedrijf. Onder deze om standigheden zou het derhalve niet juist zijn om reeds onmiddellijk een plaats voor de Unie in te ruimen in het bestuur van het fonds. Van deze opvatting werd mededeling gedaan aan de Sociaal-Economische Raad, die de redelijkheid hiervan bleek in te zien. Juist vóór de Kerstdagen werd bekend, dat de inwilliging van het verzoek om verplicht- stelling zeer spoedig zou afkomen, met dien

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1957 | | pagina 33