34 verstande dat in de statuten en het reglement van het fonds nog enige wijzigingen van for mele aard aangebracht zouden moeten wor den. Op 23 December 1957 werd de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Film- en Bio scoopbedrijf notarieel verleden en op 30 December 1957 kwam het besluit van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezond heid af om de deelneming in het fonds met ingang van 1 Januari 1958 verplicht te stellen. Gezien de ervaringen met andere bedrijfs pensioenfondsen valt slechts te concluderen, dat het verzoek ondanks de vorenbedoelde vertragende factoren toch nog op korte ter mijn is afgedaan. Op de laatste dag van het jaar ging de eerste circulaire aan de leden-werkgevers uit. Voor uitlopende op de definitieve normen, welke het bestuur van het bedrijfspensioenfonds te zijner tijd zal vaststellen, werden hierin reeds enige voorlopige mededelingen gedaan. Deze pensioenregeling, die als een zeer ruime aan vulling kan worden aangemerkt op de rege ling neergelegd in de Algemene Ouderdoms wet, verschaft de werknemers in het film- en bioscoopbedrijf de zekerheid dat zij althans financieel gezien bevrijd zijn van de zorgen voor de oude dag. Gelet op de uitkeringen welke de werknemers bij het bereiken der pensioengerechtigde leeftijd zullen genieten, eventueel hun weduwen en wezen bij voor- overlijden, kan met voldoening worden vast gesteld, dat de tot stand gekomen regeling de vergelijking met soortgelijke bedrijfspensioen fondsen in andere bedrijfstakken glansrijk kan doorstaan. De oprichting van het fonds getuigt van het grote sociale bewustzijn onder de leden van de Bond, die blijk hebben gegeven van hun bereidheid om deze nieuwe, ontegenzeggelijk zware, last op zich te nemen. Een ander bewijs voor het sociale besef onder de leden van de Bond levert wel het besluit op, dat de alge mene ledenvergadering op 1 April van het verslagjaar heeft genomen tot het doen onder bepaalde voorwaarden van uitkeringen aan werknemers in het film- en bioscoopbedrijf die de leeftijdsgrens voor deelneming in het bedrijfspensioenfonds hebben overschreden. Dientengevolge is thans voor alle werknemers in het bedrijf, ongeacht leeftijd, een oude dagsvoorziening getroffen. Dat het initiatief, hetwelk het Hoofdbestuur in 1951 heeft genomen, ondanks de vele moei lijkheden die overwonnen moesten worden, mede dank zij de arbeid van de hiervoor genoemde Studiecommissie tot een succesvol einde is gebracht, zij hier met trots en vol doening vermeld. De totstandkoming van het Bedrijfspensioenfonds voor het Film- en Bio scoopbedrijf zal in de annalen van de Neder- landsche Bioscoop-Bond als een gebeuren van bijzondere betekenis geboekstaafd blijven. Internationale Filmweek Den Haag 1957 Het succesvolle verloop van de Filmweek Arnhem 1955, de eerste allesomvattende manifestatie van hetgeen er zich op filmge- bied in ons land, voor zover van betekenis te achten, presenteert, had bij velen de wens doen post vatten van herhaling van een zo danig gebeuren. Het Hoofdbestuur huldigde het standpunt, dat het filmwezen in een klein land als het onze, waar belangrijke manifestaties op het terrein van de film, onder meer als gevolg van het ontbreken van grote filmcentra, nu een maal een zeldzaamheid zijn, naar wegen moet zoeken om in de hier bestaande leemte op enigerlei wijze te voorzien. Daar de Filmweek Arnhem had aangetoond, dat een dergelijk evenement bij uitstek geschikt is als contact middel voor allen die bij het filmwezen be trokken zijn, alsook om hetgeen er op film- gebied hier te lande leeft, onder de aandacht van het publiek te brengen, besloot het Hoofdbestuur reeds in de loop van 1956 de mogelijkheid te onderzoeken het jaar daarop wederom een filmweek te organiseren. Na overleg met alle daarvoor in aanmerking komende autoriteiten en instellingen geraakte het Hoofdbestuur tot overeenstemming met het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, het Gemeentebestuur van Den Haag, het Nederlands Filminstituut, het Nederlands Filmmuseum en het Holland Festival tot het houden van een filmweek in Den Haag van 17 tot en met 22 Juni 1957. De hiervoor vereiste fondsen werden bijeen gebracht door de Nederlandsche Bioscoop- Bond, het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en de Gemeente Den Haag. De Maatschappij Tuschinski N.V. was genegen haar Metropole-Tuschinski Theater in huur af te staan voor de duur van de manifestatie, terwijl de Haagse exploitanten bereid bleken

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1957 | | pagina 35