48
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Mr.
R. G. A. Höppener, en de aanwezigheid van
Dr. J. Hulsker, Chef van de Afdeling Kunsten
van genoemd Ministerie, onderstreepten nog
eens welke betekenis ook in overheidskringen
in ons land wordt gehecht aan het werk van
deze internationale exploitantenorganisatie.
Na de behandeling van de jaarstukken werd
de heer Joh. Miedema met algemene stemmen
gekozen tot President van de U.I.E.C. ter ver
vulling van de vacature ontstaan door het
aftreden van de heer I. Gemini, die zich niet
meer voor het presidentschap verkiesbaar had
gesteld. In zijn inaugurale rede wees de nieuw
gekozen President er op, dat de Unie er onder
andere niet alleen naar streeft de aangesloten
organisaties in de gelegenheid te stellen alle
vraagstukken, die zich bij de uitoefening van
het beroep van de bioscoopexploitant in de
respectieve landen en in het internationale
verkeer voordoen, gemeenschappelijk te be
studeren, en de uitwisseling te bevorderen van
alle inlichtingen die de bioscoopexploitatie
raken, maar vooral ook om een gemeenschap
pelijke verdediging van de nationale en inter
nationale exploitatiebelangen te organiseren
en meer in het algemeen harmonische en
vlotte betrekkingen tussen de bioscoopexploi
tanten van verschillende landen tot stand te
brengen.
Inzonderheid hield deze jaarvergadering zich
bezig met het vraagstuk der filmvoorziening
en sprak zich tevens uit voor een uitbreiding
van de jeugdvoorstellingen in de bioscopen,
hetgeen onder meer te bereiken zou zijn door
opvoering van de productie van voor de jeugd
geschikte films. Een studiecommissie kreeg
tot opdracht te onderzoeken, op welke wijze
de exploitanten hun invloed zouden kunnen
aanwenden ter verwezenlijking van deze doel
einden.
Door de heer Gemini (Italië) werd verslag
uitgebracht ter zake van de werkzaamheden
van het Comité des Transactions Invisibles,
een instelling van de Organisatie voor Euro
pese Economische Samenwerking (O.E.E.S.),
welke commissie onder meer tot taak heeft te
onderzoeken hoe de totstandkoming van de
Euromarkt ook ten opzichte van geestes-
producten kan worden bevorderd. De verga
dering droeg het Uniebureau op contact op te
nemen met de O.E.E.S. teneinde te bewerk
stelligen, dat het bioscoopbedrijf een officiële
deelneming aan het werk van genoemde com
missie wordt toegekend, waarbij zij zich op
het standpunt stelde, dat een vrije uitwisseling
van films een factor van essentieel belang is
ter verwezenlijking van de verbreiding der
culturele uitwisseling tussen de volkeren.
Eveneens kwam in deze bijeenkomst aan de
orde het vraagstuk van de filmhuurvoorwaar-
den en de verhouding tussen film en televisie.
Onder leiding van hun President, de heer
Joh. Miedema, kwamen de vertegenwoordigers
van de bij de Unie aangesloten organisaties
op 5 en 6 November te Madrid voor de laatste
maal in het verslagjaar in buitengewone
ledenvergadering bijeen. De Nederlandse
delegatie bestond behalve uit de heer Joh.
Miedema, Voorzitter van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond en President van de U.I.E.C,
uit de heren W. K. G. van Royen, lid van het
Dagelijks Bestuur, en J. G. J. Bosman, direc
teur van de Bond.
Op deze vergadering kwam onder meer aan de
ordeeen wijziging van de statuten, welke met
algemene stemmen werd aanvaard; de benoe
ming van een nieuwe Penningmeester ter ver
vulling van de vacature ontstaan door het af
treden van de heer Xardel (Frankrijk), ten
aanzien waarvan de vergadering met algemene
stemmen op genoemde heer een beroep deed
deze functie te blijven vervullen; de benoe
ming van een administrateur voor het Inter
nationale Centrum voor Jeugdfilms, voor
welke functie de heer M. Villa (Italië) werd
aangewezen en vooral het vraagstuk van de
filmauteursrechten in het algemeen en dat
van de „droits voisins" in het bijzonder.
Dr. Th. Kern (Zwitserland), die Voorzitter is
van de Juridische Commissie van de Unie en
deze organisatie onder meer vertegenwoordigd
had op het van 24 tot 26 October te München
gehouden „Congres der Internationale Orga
nisaties betrokken bij de Verspreiding van
Geesteswerken" (C.I.D.E.), bracht van deze
bijeenkomst verslag uit. Met algemene stem
men onderstreepte de vergadering de door de
C.I.D.E. aanvaarde resolutie, waarin de natio
nale organisaties werden verzocht alles in het
werk te stellen om in haar respectieve landen
te geraken tot een wettelijke regeling van het
juridisch statuut van de film, in dier voege,
dat, onder alle omstandigheden de rechten
welke noodzakelijk zijn voor de economische
exploitatie van de film geconcentreerd zijn in
de handen van de producent en dat het even
tuele „droit moral" („vaderschapsrecht") niet
de exploitatie van de tot stand gekomen film