Ter Inleiding De verschijning van dit verslag in het veertig ste jaar van het Bondsbestaan roept, ook al valt de herdenking buiten dit bestek, reminis centies op aan de voor onze jonge bedrijfstak langdurige en boeiende verenigingshistorie. De Bioscoop-Bond is op zijn gebied een van de oudste nog bestaande bedrijfsorganisaties ter wereld en doordat vertoning, leverantie en productie er gelijkelijk behartiging harer be langen vinden, nergens geëvenaard. Er is een omvangrijke studie nodig om de ontwikkeling van ons bedrijf en de vruchtbare samenwerking der betrokken ondernemers in deze reeks van jaren naar haar wezenlijke betekenis te meten. De spoedige totstand koming hiervan zou als resultaat van dit jubi leum het beste monument zijn aan het Bonds verleden gewijd. Nu de generatie, die de lasten van de eerste ure gedragen heeft welhaast ver dwenen is en haar opvolgers, vooral de grote groep van nieuwe leden, hun rechten en plich ten welomschreven vinden, kan tot behoud en bevordering van het organisatorisch besef zulk een geschiedschrijving als vademecum funge ren, het gemis aan zin voor de traditie ophef fen en nieuwe tradities scheppen. Bovendien kan het al te eenzijdig onderzoek naar het verder wijkend verleden van film en bioscoop zulk een studie als naslagwerk bezwaarlijk ontberen. Ontstaan als onze organisatie is uit de nood der omstandigheden vormt de noodzakelijk heid van haar voortbestaan sinds lang geen probleem meer. Zij stoelt op de overtuiging der bedrijfsgenoten en is aanvaard door allen, die ten aanzien van film en bioscoop verant woordelijkheid dragen. De meeste voorschrif ten zijn zodanig verweven in het onderling zakelijk verkeer, dat de toepassing in grote lijnen usance is geworden. Wie zou zich ons bedrijf nog kunnen voorstellen zonder leve ringsvoorwaarden, zonder contante betaling, zonder arbitrage, zonder vestigingsregeling, zonder filmbeurs en zovele andere regelingen en instituten? Ook de belangentegenstelling van de onder scheiden groepen vond geleidelijk haar syn these in vruchtbare samenwerking. De steun aan de talrijke instituten, waarin de Bond krachtig bijdraagt hetzij tot verheffing van vak en bedrijf, hetzij tot bevordering ener Nederlandse filmcultuur, hetzij tot aanmoedi ging van de beoefening der filmwetenschap, hetzij tot het bereiken van enig sociaal of charitatief doel, wordt algemeen als plicht aanvaard. Wanneer men bedenkt, dat tot 1927 de strijd om het organisatorisch bestaan ge streden moest worden, de voornaamste regle mentering haar beslag kreeg in de tien jaren daar aan volgend, alles verloren ging door bezetting en oorlogsgeweld, in enkele jaren wederopbouw plaats vond van het organisa torisch huis, aangepast aan de eisen van het na-oorlogse bestel, vergroot, verstevigd en ver fraaid, dan mogen de resultaten met recht tot voldoening strekken aan allen, die hun beste krachten geschonken hebben en nog schenken iedere dag opnieuw. Aan strijd heeft het daarbij nooit ontbro ken. Anders werden de middelen en anders werd de tactiek, maar steeds stond hetzelfde te gebeuren, of het nu tegen het ingrijpen van de zijde der gemeentelijke overheden in de jaren 1918 en daarna ging of tegen het ont- eigeningsbesluit (E 84) vlak na de oorlog, tegen buitenlandse inmenging in de jaren 19351940 of tegen de macht van de buiten landse kartels en trusts in de eerste jaren na de bevrijding met de onafhankelijkheid van ons bedrijf als inzet, of tegen de stijgende lasten onmiddellijk na 1918 en rond de der tiger jaren in het bijzonder, of tegen de lasten in al de jaren van 1947 af. Met wisselende kansen en wisselend succes is er gestreden, waarbij tussen de bedrijven door vaak intern orde op zaken moest worden gesteld, maar gestreden is er, onophoudelijk zonder ver sagen; geen bestuur bracht het er af zonder strijd. Terwijl wij ons opmaken tot viering en dank baar herdenken van wat in veertig jaren tot ons aller welzijn is gegroeid, doemen aan de horizon reeds de vraagstukken op van een nieuwe tijd. De phase van de omschakeling onmiddellijk na 19141918, de phase van de komst der geluidsfilm in 1927, die van de crisisjaren 19301938, die van oorlog en be zetting, die van de na-oorlogse evolutie, wor-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1957 | | pagina 4