Leden vergaderingen 52 De eerste vergadering welke in 1957 werd gehouden was de jaarlijkse ledenvergadering op 1 April te Amsterdam. De Voorzitter, de heer Joh. Miedema, gaf in zijn openingsrede een overzicht van een aantal vraagstukken, die de bijzondere aandacht vroegen en die onge twijfeld in de komende jaren een voorwerp van zorg zullen zijn bij het beleid van de bestuursorganen. Hij stipte daarbij aan, dat de vermakelijkheidsbelasting in een aantal gemeenten nog steeds abnormaal hoog is en dat het Hoofdbestuur maatregelen beraamt om, indien de gewone middelen falen, aan deze gemeentebesturen op andere wijze duide lijk te maken, dat de abnormaliteit niet langer zal kunnen worden geaccepteerd. Verder wees hij erop, dat de bouwbelemmeringen van overheidswege de gezonde ontwikkeling van het bioscoopbedrijf verhinderen. Hij besteedde voorts aandacht aan de exploi tatiemethoden en wees erop, dat de leden ernaar moesten streven hun reclame- en bedrijfsvoering te verbeteren, ten einde sterk te staan in de concurrentiestrijd met andere amusementsmedia. Voorts wijdde hij aan dacht aan het Productiefonds, aan het ontwerp voor een landelijke pensioenregeling voor het film- en bioscoopbedrijf, de voorbereiding van de Filmweek-Den Haag, de in studie zijnde structuurwijziging van de organisatie, geba seerd op een nieuw ontwerp-wijziging van het Algemeen Bedrijfsreglement, en enkele an dere aangelegenheden. De jaarstukken werden goedgekeurd, nadat de Commissie van Rapporteurs, bestaande uit de heren E. Alter te 's-Gravenhage, C. van Liere te Goes en J. Nijland Jr. te Utrecht, verslag had uitgebracht aangaande haar bevindingen betreffende de financiële jaarstukken. Tijdens de vergadering werd de post kosten showroom op voorstel van het Hoofdbestuur met 1.500.verhoogd in verband met technische vernieuwingen. Bij enkele candidaatstelling werden de perio diek aftredende Hoofdbestuursleden M. De smet te Eindhoven, J. Weening te Amsterdam en A. F. Wolff te Utrecht herkozen. Ook de periodiek aftredende leden van de Filmbeurscommissie, de heren A. J. Dresscher te Amstelveen, C. Hart te Beverwijk en J. Nijland Sr. te Utrecht werden herbenoemd. Hierna kwam aan de orde het voorstel om het Hoofdbestuur op grond van artikel 28 der Statuten te machtigen: I. de Minister van Sociale Zaken en Volks gezondheid te verzoeken: a. op grond van artikel 3, eerste lid van de Wet betreffende verplichte deelne ming in een bedrijfspensioenfonds, het deelnemen in de Stichting Bedrijfspen- soenfonds voor het Film- en Bioscoop bedrijf met ingang van een nader vast te stellen datum verplicht te stellen; b. de statuten en het pensioenreglement van de onderhavige Stichting goed te keuren overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 in de Pensioen- en Spaar fondsenwet. II. Alle stappen te doen en maatregeen te nemen, die voor de oprichting van voor melde Stichting en het in werking stellen van het bedrijfspensioenfonds en alles wat daarmede verband houdt, noodzakelijk zijn. De heer R. Uges Jr. beantwoordde als Voor zitter van de Pensioencommissie, welke de totstandkoming van de Stichting Bedrijfs pensioenfonds had voorbereid, tal van vragen uit de vergadering. Bij het voorstel werd tevens aan de orde gesteld een amendement van de Afdeling Amsterdam op de begrotings post, verband houdend met het in bespreking zijnde voorstel-Pensioenfonds, welk voorstel beoogde aan de begroting een post pro

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1957 | | pagina 53