Afdeiingsraad
65
Het ligt voor de hand, dat de dalende neiging in de
bioscooprecettes, die zich in de tweede helft van het
verslagjaar vrij algemeen voordeed, de volle aandacht
had van onze Raad. In het bijzonder vroeg men zich
af, of er hier sprake was van een tijdelijke inzinking,
welke te wijten zou zijn aan een incidenteel samen
gaan van een aantal ongunstige omstandigheden, dan
wel van een teruggang in de belangstelling voor de
bioscoop van meer permanente aard. Hoewel de
speciaal aan dit onderwerp gewijde vergadering eerst
in Januari 1958 werd gehouden, kan niettemin in het
onderhavige verslag reeds worden gemeld, dat ons
college niet tot verontrustende conclusies kwam, en
dat men integendeel kon vaststellen, dat de in het
verslagjaar behaalde totaalcijfers op zichzelf zeer be
vredigend genoemd mogen worden, ook al bleven zij
overeenkomstig de verwachtingen enigszins ten achter
bij die van het topjaar 1956.
Voorts kwam men uiteraard tot de slotsom, dat de
algemene en niet tot ons land beperkte recessie in
het economisch bestel haar ongetwijfeld nadelige
invloed had doen gelden en dat onze bedrijven daar
enboven de terugslag hadden ondergaan van de
regeringsmaatregelen tot bestedingsbeperking e.d.,
terwijl bovendien de weersomstandigheden en de
griepepidemie het bioscoopbezoek eveneens ongunstig
hadden beïnvloed.
Ook de hausse in de aankoop op afbetaling van naar
verhouding kostbare gebruiksartikelen, waaronder
televisietoestellen, werd, tezamen met de plotselinge
puzzle-rage, waaraan wekelijks kapitale sommen wer
den besteed, bij de oorzaken opgesomd.
Een factor waarmede ten slotte uit de aard der zaak
terdege rekening gehouden dient te worden, is de ver
minderde belangstelling voor de bioscoop, althans ge
durende de eerste tijd, bij de nieuwe bezitters van
televisietoestellen, wier aantal juist in het achter
liggende jaar in versneld tempo is toegenomen. Men
zou er echter verkeerd aan doen om zoals dat in
sommige dagbladen gebeurde, de situatie hier te lande
in dit opzicht zonder meer te vergelijken met die in
het buitenland; hierbij mag immers niet uit het oog
worden verloren, dat er in landen als Amerika veelal
een ernstig teveel aan slecht ingerichte en nauwelijks
rendabele bioscopen viel aan te wijzen; dat dergelijke
exploitaties bij de geringste teruggang noodlijdend
werden en dat een sanering van het bioscooppark niet
kon uitblijven, behoeft geen betoog.
De Raad bleek echter in het algemeen van oordeel,
dat de goede films, welke in de betrokken periode
helaas tot de uitzonderingen behoorden, nagenoeg niets
van hun aantrekkingskracht hadden verloren en dat
derhalve de gemiddelde kwaliteit van het aan de
markt komende product van doorslaggevende beteke
nis blijft. Men was bovendien de overtuiging toege
daan, dat een verscherpte belangstelling voor ieder
onderdeel van een aan de eisen des tijds beantwoor
dende bioscoopexploitatie ongetwijfeld tot verbetering
der resultaten zou leiden en zeer waarschijnlijk de
voorkeur zou blijken te verdienen boven eventueel
overhaast te ondernemen kostbare pogingen tot kunst
matige stimulering van het bioscoopbezoek.
Een ander onderwerp, waaraan eveneens grote aan
dacht werd besteed, was het Hoofdbestuursvoorstel tot
instelling van een nieuw Algemeen Bedrijfsreglement.
Het was voornamelijk de principiële zijde, die bij vele
onzer leden bijzonder zwaar woog. Waren het immers
tot dusver in meerderheid uit leden van onze Bond
bestaande colleges geweest, in wier handen de beslis
sing omtrent vestiging van nieuwe bedrijven of be
drijfstakken was gelegd, bij de nieuwe opzet kwam
deze beslissing in laatste instantie te liggen bij een
orgaan, waarin de Bondsleden een minderheid gingen
vormen. Gezien echter de grenzen, die het huidige
overheidsbeleid stelt aan de zeggenschap der bedrijfs
organisaties op het gebied van nieuwe vestigingen,
besefte onze Raad, dat men zich hierin had te schik
ken. De Raad bleef echter afwijzend staan tegenover
het opleggen aan het Hoofdbestuur van de verplich
ting om de samenstelling der commissies afhankelijk
te stellen van de aard van de bedrijfstak, waarvoor
een aanvraag aan de orde was en waarbij de in de
commissie zitting hebbende Bondsleden derhalve in
zeker opzicht als vertegenwoordigers van een bepaalde
bedrijfsafdeling gezien zouden kunnen worden; men
was algemeen de overtuiging toegedaan, dat zich hier
tegen bezwaren van principiële, zowel als van prac-
tische aard verzetten. Op een aantal andere punten
zag men mogelijkheden tot aanvulling of verbetering,
welke ten slotte werden neergelegd in een aantal door
enkele afdelingen ingediende amendementen, welke
door onze Raad voor het merendeel gemotiveerd wer
den ondersteund. Dat de Ledenraad na kennisneming
van de door het Hoofdbestuur uitgebrachte prae-
adviezen niet alle ingediende amendementen kon aan
nemen, verwekte weliswaar enige teleurstelling, maar
dit neemt niet weg dat, mede door de omvangrijke
voorbespreking in ons College, de strekking en de
draagwijdte der nieuwe bepalingen duidelijk is komen
vast te staan, zodat mag worden aangenomen, dat er
zich voor de commissies, voor wie zij als richtsnoer
moeten dienen, weinig problemen bij de interpretatie
behoeven voor te doen.
De herziening van het Reglement op de Filmvertoning
leverde aanmerkelijk minder stof tot discussie op. Met
het oog op de gevaren, die sommige leden in een te
ver gaande vrijdom van programmawisseling zagen,
kwam men tot de opstelling van enige amendementen,
die aan dit bezwaar tegemoetkwamen; het Hoofd
bestuur verklaarde zich hiermede accoord en de
Ledenraad keurde deze amendementen goed.
De nadere uitwerking der grondslagen van het nieuwe
Bedrijfspensioenfonds vormde eveneens een onderwerp
van bespreking; daar voor dit onderwerp een ge
specialiseerde kennis vereist is, bepaalde onze Raad
er zich voornamelijk toe, nadere inlichtingen te
vragen aan hen, die in deze materie volkomen thuis
waren en op wier gezag men gaarne de wenselijkheid
en de noodzaak der voorgestelde voorzieningen aan
nam.
Zoals gebruikelijk verstrekte onze Raad enige malen
advies aan het Hoofdbestuur terzake van benoemingen
e.d., en bovendien werd ons door de Commissie Be-