66
roep Nieuwe Zaken de vraag voorgelegd, of er naar
het oordeel van onze Raad behoefte aanwezig was
voor een tweede Nederlands journaal, zulks naar aan
leiding van een daartoe strekkende aanvraag. Na
ampele beraadslaging kwam onze Raad tot een beves
tigend antwoord, waarbij echter de leden, die zitting
hadden in de Commissies Nieuwe Zaken en Beroep
Nieuwe Zaken, zich van stemming onthielden.
De vorenstaande onderwerpen vormden de hoofd
schotel van de beraadslagingen in de vijf ledenverga
deringen, welke onze Raad in het verslagjaar hield, en
waarbij ook diverse punten van meer ondergeschikt
belang de revue passeerden. Bovendien gaf onze Raad
bij verschillende gelegenheden blijken van belangstel
ling, o.a. bij de opening of heropening van een aantal
theaters. Vanzelfsprekend was onze Raad eveneens
vertegenwoordigd bij het 25-jarig jubileum van de
heer A. H. Pieterse, die sedert vele jaren zorgdraagt
voor het notuleren onzer vergaderingen en daaren
boven ons Dagelijks Bestuur bij zijn werkzaamheden
steeds trouw terzijde staat.
In de loop van het verslagjaar onderging de samen
stelling van onze Raad enige wijzigingen als gevolg
van Bestuurswisselingen in de Afdeling Het Oosten.
De heren Westland en Jansen traden af als Bestuurs
leden dezer afdeling en dientengevolge als leden van
onze Raad; de heer Nijland, die tot Voorzitter dezer
afdeling werd gekozen, nam, tezamen met de heer
Kroon in hun plaats zitting en de heer J. van Wil
ligen Jr. volgde de heer Nijland op als vertegenwoor
diger van de Afdeling Het Centrum. Ons Bestuur
betuigde zijn dank aan de heren Westland en Jansen
voor het aandeel, dat zij in de loop der jaren hadden
gehad in het werk van de Afdelingsraad.
Het Dagelijks Bestuur bleef, doordat de aftredende
Bestuursleden in hun functies werden herkozen, de
zelfde samenstelling behouden: C. van Willigen, Voor
zitter; M. J. W. Peters, Vice-Voorzitter; W. F. Dub-
beldeman, Secretaris; J. van Bentum, Penningmeester
en L. van Dommelen, lid.
Met het vorenstaande is in hoofdtrekken weergegeven
datgene, waarmede de Afdelingsraad zich in het achter
liggende jaar heeft beziggehouden; ongetwijfeld zullen
het Bondsjaarverslag, alsmede de verslagen der af
delingen nog een aantal nadere bijzonderheden ver
melden ten aanzien van de te dezer plaatse gememo
reerde onderwerpen.
Het onderhavige verslag zij derhalve besloten met de
wens, dat onze Raad ook in het voorliggende jaar
gelegenheid zal vinden om er het zijne toe bij te
dragen dat de ontwikkeling onzer bedrijven ondanks
de wellicht zwaardere eisen welke daaraan gesteld
zullen worden, in goede banen kan worden geleid.
Amsterdam, 14 April 1958.
W. F. DUBBELDEMAN,
Secretaris.