76 opvattingen bij de overheid. Het Hoofdbestuur was er in geslaagd de onder deze omstandigheden maximale beschermingsmogelijkheden in het reglement neer te leggen. Door enkele leden werd erop gewezen, dat het huns inziens onjuist zou zijn dat bij de behandeling van aanvragen voor nieuwe bioscopen, te vestigen in de grote steden, leden in de nieuwe zaken commissies zitting hebben, die in deze steden exploitatiebelangen hebben. Van Bestuurszijde werd hiertegenover gesteld, dat het altijd de opzet is geweest om bij de behan deling van dergelijke aanvragen te kunnen beschikken over insiders, wier objectiviteit juist in dergelijke functies, boven alle twijfel is verheven. Daarbij zou dan thans nog komen het correctief van de Beroep commissie die grotendeels uit niet-leden van de Bond aing bestaan. Ten slotte konden de leden zich met het voorstel van het Hoofdbestuur terzake verenigen. Het voorstel tot wijziging van het Reglement Film vertoning ontmoette geen bezwaren. De leden stelden een verruiming van de filmvertoningsmogelijkheden op prijs. Verder werd in deze vergadering nog overwogen of zou moeten worden overgegaan tot het doen instellen van een rookverbod in de bioscopen. Vele leden voelden echter niets voor invoering van een rook verbod, te meer daar zij het tijdstip hiervoor te on gunstig achtten. Besloten werd om vooralsnog af te zien van het in voeren van zulk een verbod. Er rest thans nog te vermelden, dat het Bestuur de leden per circulaire heeft geadviseerd inzake het aan vragen van faciliteiten bij de Brandweer tijdens de vacantieperiode van de operateurs, het plaatsen van advertenties met Kerstmis en Nieuwjaar en het bepa len van het sluitingsuur op Oudejaarsavond. Er werden in het verslagjaar te Amsterdam geen nieuwe bioscopen geopend. Een groot verlies leed het Amsterdamse theaterpark door de onverklaarbare brand van de Cinema Du Midi op 3 September 1957. Deze bioscoop had in de korte tijd van haar bestaan bewezen, dat zij in een grote behoefte voorzag. Het Bestuur heeft de CV. Adex schriftelijk zijn deelneming betuigd met deze catastrophe en zich bereid verklaard om voorzover dit in zijn vermogen lag, haar zonodig te steunen bij alle pogingen om tot wederopbouw van deze zaak te geraken. Als gevolg van het verlies van deze bioscoop bedroeg het aantal in bedrijf zijnde zaken te Amsterdam op 1 Januari j.1. 40 tegenover 41 op 1 Januari van het vorig jaar. De exploitatie van Bioscooptheater „Het Zonnehuis" werd omgezet in een vennootschap onder firma, be staande uit de vennoten M. F. Jagers en P. J. Wage. De bioscoopexploitatie Hollandia-Haarlemmerdijk van de heer D. J. van Leen werd veranderd in een N.V. In het verslagjaar werden op verzoek van de bioscoop ondernemers in Amsterdam uitgereikt vijf insignes in goud met diamant voor veertig jaar trouwe dienst, 62 insignes in goud voor vijfentwintig jaar en 197 insignes in zilver voor tien jaar trouwe dienst. Aan het eind van mijn verslag gekomen acht ik het ten slotte voor onze Afdeling vermeldenswaard, dat op 12 November in Amsterdam mede door de activiteit van het Nederlands Filminstituut de filmkunde als universitair studievak werd ingevoerd. Zij werd in geleid met een eerste openbare les van Dr. J. M. L. Peters, Directeur van de Stichting Nederlands Film instituut, die is toegelaten als privaatdocent in de filmkunde in de faculteit der politieke en sociale wetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Ik moge dit verslag besluiten met de wens, dat de leden nog in het nieuwe jaar een herstel van het in de laatste maanden van het verslagjaar teruggelopen bioscoopbezoek zullen beleven, de toenemende con currentie ten spijt. De wetenschap, die wij door de wat latere verschijning van dit verslag dan gebruike lijk is, verworven hebben, geeft ons de overtuiging, dat deze wens niet onvervulbaar is. Amsterdam, April 1958. J. VAN DER HORST, Secretaris.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1957 | | pagina 76