8 welke gemeente en Tilburg de enige steden met meer dan 100.000 inwoners in ons land zijn waar geen belastingherziening tot stand is gekomen. Einde 1956 hadden de Enschedese exploitanten na een onderhoud met de Wet houder van Financiën in aanwezigheid van de Bondsvoorzitter en de Bondsdirecteur het ver zoek gericht tot het College van Burgemeester en Wethouders om bij de Raad der gemeente een voorstel tot wijziging van de vermakelijk- heidsbelasting op bioscoopvoorstellingen aan hangig te maken. Inderdaad bleek genoemd College bereid een voorstel in te dienen met de strekking de belasting terug te brengen van 331/3% op 25%, zij het ook dat een minder heid van het College geporteerd was voor handhaving van het hoge percentage. De Gemeenteraad verwierp het voorstel evenwel op 2 April van het verslagjaar met 21 tegen 16 stemmen. De tegenstanders van het voor stel voerden nagenoeg dezelfde argumenten aan als in 1954, toen de Raad eveneens een afwijzend standpunt innam ten opzichte van een voorstel van Burgemeester en Wethouders tot belastingherziening. Deze onwelwillende houding van de Raad kon slechts tot de con clusie leiden, dat er vooralsnog geen uitzicht bestond op de invoering van een redelijker tarief. Deze bejegening is des te onrechtvaar diger, wanneer men in aanmerking neemt de initiatieven tot vestiging van nieuwe bioscopen in Enschede, welker uitvoering enerzijds grote risico's meebrengt voor de betrokken onder nemers en anderzijds het aanzien van de ge meente zal verhogen en, wat niet minder van betekenis is wegens de financiële bezwaren tegen een hogere belastingheffing, tot een stijging der totale omzet en dus tot een ver hoogde opbrengst der vermakelijkheidsbelas- ting zal leiden. De exploitanten zagen zich onder deze omstandigheden, na beraad met het Hoofdbestuur, genoopt een aantal reor- ganisatiemaatregelen te treffen en sloten ter voorbereiding hiervan hun theaters geduren de twee weken. Tussentijds contact met het College van B. W. en de fractievoorzitters maakte het evenwel aannemelijk dat er eer lang overleg zou plaats hebben, hetwelk tot een belastingherziening zou kunnen leiden. Met het oog hierop besloten de exploitanten voorlopig af te zien van de door hen voorge nomen reorganisatie hunner exploitaties. Wel werden er in de loop van het jaar nog allerlei besprekingen gevoerd, maar tastbare resulta ten wierpen zij spijtig genoeg niet af. Ook de ontwikkeling op belastinggebied te Rijssen vergde veel van de aandacht van het Hoofdbestuur. Het tarief der vermakelijk- heidsbelasting op bioscoopvoorstellingen be droeg daar 20%, hetwelk voor een gemeente van het genre van Rijssen redelijk genoemd mocht worden. Het Hoofdbestuur vernam echter met ontsteltenis, dat het College van Burgemeester en Wethouders bij de Raad een voorstel had ingediend tot verhoging van het percentage tot 30. Onmiddellijk werd in over leg met de plaatselijke exploitante een adres aan de Raad gericht, waarin de aanneming van het voorstel ten sterkste ontraden werd. Desondanks besloot de Raad tot de voorge stelde verhoging, zulks in scherpe tegenstel ling tot de algemene tendenz in ons land en in het buitenland. Rijssen plaatste zich daar mede in een uitzonderingspositie, doordat deze gemeente de enige in den lande is die tot een verhoging der vermakelijkheidsbelas- ting is overgegaan. Wanneer men er rekening mee houdt, dat er alleen een verhoging tot stand kwam voor bioscoopvoorstellingen, bals en danspartijen, terwijl de belasting op het overige amusement ongewijzigd bleef, moet men toch wel tot de slotsom komen, dat het besluit van de Raad al heel weinig op budge- taire overwegingen berust en meer het ken merk draagt van een strafmaatregel ten op zichte van bepaalde, minder gewenst geachte vermakelijkheden. Hoewel het besluit nog de goedkeuring van de Kroon behoefde, alvorens het van kracht zou worden, besloot de ver eniging die de bioscoop exploiteerde, zich hierbij niet neer te leggen en beëindigde zij einde April de normale voorstellingen. Wel opende zij de mogelijkheid voor haar leden om eenmaal per week een filmvertoning gratis bij te wonen. Niettegenstaande de pogingen die in het werk gesteld werden de invoering der tariefsver hoging te voorkomen, hechtte de Kroon haar goedkeuring aan het Raadsbesluit dat daar door op 1 December van kracht werd. Het Hoofdbestuur achtte deze door niets gemoti veerde verhoging van het belastingtarief in Rijssen niet slechts een ernstige belemmering voor een gezonde economische bedrijfsvoering en een gevaar voor de bestaansmogelijkheden van de plaatselijke bioscoop, maar in het licht van het algemene beleid van de organisatie op het stuk der vermakelijkheidsbelasting evenzeer strijdig met de belangen van het gehele Nederlandse film- en bioscoopbedrijf.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1957 | | pagina 9