65
leden-exploitanten aan de dag gelegde verhoogde acti
viteit, welke als antwoord kon gelden op de terugslag
in zaken, die gedurende de tweede helft van het voor
afgaande jaar tot enige verontrusting aanleiding had
gegeven. In verschillende plaatsen werden nieuwe, vol
gens de eisen des tijds gebouwde en ingerichte bioscoop
theaters geopend en ook de modernisering van tal van
bestaande bioscopen had gestadige voortgang.
Bij sommige gemeentebesturen openbaarde zich een
voortzezet streven om gegadigden te vinden, die bereid
waren om de vrije dagen in de vaak zeer kostbare
nieuwe gemeentelijke schouwburgen met bioscoop
exploitatie te vullen, een streven dat echter geen in
stemming kon vinden bij onze Raad, die zich op het
standpunt stelde, dat de normale ontwikkeling van het
bioscoopbedrijf daarmede allerminst was gediend.
Voorts gingen enkele leden-exploitanten er toe over om
in hun bestaande bioscopen de daarvoor geschikt ge
achte nevenruimten in te richten als kleine, voor een
select publiek bestemde, studio-theaters, met de bedoe
ling om daarin films te vertonen, welke niet op een
toeloop van het grote bioscooppubliek konden rekenen.
Niet altijd bleek de programmatie echter met deze opzet
in overeenstemming te zijn.
Wat de in het afgelopen jaar behaalde resultaten, uit
gedrukt in bezoekersaantallen en recettes betreft, mag
allereerst worden geconstateerd, dat de totaal-cijfers
geen reden tot ontevredenheid geven; deze maken in
tegendeel een zeer gunstige indruk. Dit houdt overigens
niet in, dat het bedrijf over de gehele linie en in al
zijn onderdelen gunstige omzetten heeft opgeleverd,
want aangenomen moet worden, dat de totaal-cijfers
sterk zijn beïnvloed door de eclatante recettes, welke
met een betrekkelijk klein aantal uitzonderlijke films
werden behaald. Van redelijke gemiddelde ontvangsten
kan dan ook bezwaarlijk worden gesproken, want daar
voor bewogen zich de recette-curves te zeer tussen uit
zonderlijke dieptepunten en even frappante toppen.
Afhankelijk van de ter beschikking staande films en van
de ligging en het genre van de theaters liepen de be
haalde resultaten dan ook vrij sterk uiteen en de reper
cussies, welke hier en daar veroorzaakt werden door de
wijzigingen in het inkomstenniveau zowel als in het
bestedingsprograma van het bezoekerspotentieel, had
den in enkele gevallen een zodanige terugloop ten
gevolge, dat men naar entreeprijs-verlaging greep als
redmiddel.
Dit verschijnsel, en in het bijzonder de aankondiging
dezer prijsverlagingen, waarvan men een ongewenste
uitwerking vreesde, leverde uiteraard een punt van
diepgaande bespreking in onze Raad op. Besloten werd
er in de onderscheidene afdelingen bij de leden op
aan te dringen vooral geen voorbarige stappen te ne
men, en door het nodige vooroverleg met de besturen
en de naaste belanghebbenden de gevaren van een
prijzenoorlog te voorkomen.
Hieraan kan nog worden toegevoegd, dat het inderdaad
bij enkele op zichzelf staande experimenten is gebleven
en dat hierop inmiddels weer een heraanpassing aan
het bestaande prijzenniveau is gevolgd.
De invoering van het Werktijdenbesluit voor het Bios
coopbedrijf, waarvan de komst zich overigens reeds
sinds lange tijd had aangekondigd, verwekte aanvanke
lijk enige consternatie. Weliswaar hadden de in de
Sociale Commissie voor het Bioscoopbedrijf zitting
hebbende leden van werkgevers- zowel als van werk-
nemerszijde er tijdens de voorbehandeling eenstemmig
bij de betrokken autoriteiten op aangedrongen, dat het
onmogelijke niet zou worden gevergd en hiermede
was ook inderdaad enig succes bereikt maar de
desbetreffende voorschriften bleken niettemin in de
practijk vaak aanleiding te geven tot onoplosbare pro
blemen. Het merkwaardige hierbij was, dat vele werk
nemers, om wier bestwil de bepalingen van het Werk
tijdenbesluit tenslotte waren uitgevaardigd, er allerminst
een welkome verbetering in zagen en er in vele gevallen
dan ook bij hun werkgevers op aandrongen om de be
staande situatie ongewijzigd te handhaven, een verzoek
waaraan uit de aard der zaak niet kon worden voldaan.
Wel is intussen in vele gevallen gebleken, dat de Ar
beidsinspectie een open oog heeft voor de onvolkomen
heden van het Besluit en dat zij de nodige medewerking
verleent om tot een redelijke aanpassing te geraken.
Uit een schrijven, dat de Bondsvoorzitter tot onze Raad
richtte, bleek, dat sommige leden-exploitanten niet de
nodige zorgvuldigheid in acht namen bij de nakoming
hunner contractuele verplichtingen ten opzichte van de
vertoning van reclamefilms en dat de Nederlande Ver
eniging van Bioscoopreclame-Exploitanten zich hierover
niet ten onrechte ernstig had beklaagd. De Raad besloot
deze vereniging in de gelegenheid te stellen om aperte
gevallen van wanprestatie vertrouwelijk ter kennis te
brengen van het Dagelijks Bestuur, opdat de betrokken
exploitanten alsdan, eventueel door bemiddeling van
hun afdelingsbestuur, tot de orde geroepen konden
worden. Tevens werd besloten, dat de leden van onze
Raad er in de vergaderingen hunner afdelingen bij de
leden op zouden aandringen om hun volle aandacht te
geven aan een strikte naleving hunner verplichtingen.
Bij de behandeling van deze kwestie bleek overigens,
dat de reclamepachters in sommige gevallen evenmin
geheel vrijuit gingen op het punt van nonchalance.
Sedert de bevrijding was het in grote gedeelten van ons
land steeds een goed gebruik, dat de bioscopen op de
Nationale Herdenkingsavond enige uren gesloten ble
ven. In het verslagjaar bleken hiertegen ernstige bezwa
ren te rijzen toen de Commissie Nationale Herdenking
zonder overleg met het bioscoopbedrijf het besluit nam
om de datum van herdenking te verleggen van Zondag
4 Mei naar Zaterdag 3 Mei; het waren voornamelijk
de drie plaatselijke afdelingen, die deze bezwaren
koesterden.
Nochtans was onze Raad in meerderheid van oordeel,
dat het verzoek om sluiting der theaters ook dit jaar
nageleefd diende te worden. Nadat de plaatselijke afde
lingen zich hieromtrent onderling nader hadden bera
den, sloten ook zij zich bij het standpunt van de Raad
aan, doch niet dan nadat zij de vorenbedoelde Com
missie onder de aandacht hadden gebracht, dat het
bedrijf voortaan prijs zou stellen op voorafgaand over
leg omtrent de in de toekomst te treffen regelingen.
Het door de Amsterdamse Inspectie der Loonbelasting
achteraf ingenomen onereuze standpunt ten aanzien van
de wijze, waarop de werkgever de in te houden loon
belasting dient te berekenen voor werknemers, wier
inkomen voor een deel uit fooien bestaat, maakte even
eens een punt van bespreking in onze Raad uit. Hierbij
bleek nogmaals, dat geen der overige inspecties in ons
land een dergelijk standpunt innam, zodat er voors
hands geen sprake was van een landelijk belang. Toch
nam onze Raad met belangstelling kennis van de uiteen
zettingen der vertegenwoordigers der Afdeling Amster
dam omtrent de voor het Gerechtshof aangespannen
beroepsprocedure's, welke in het verslagjaar overigens
nog niet tot een definitieve principiële uitspraak heb
ben geleid.