85
examens nog niel ver genoeg met hun studie waren ge
vorderd om ook reeds in twee van de theoretische vak
ken examen te doen. Zij konden dus in het afgelopen
jaar onmogelijk een diploma behalen, tenzij zij zich
anderszins, dat wil zeggen buiten onze cursus, de nodige
examenstof meester hadden gemaakt. Het ligt in de lijn
der verwachtingen, dat vele van deze candidaten zich
ook aan het volgende examen zullen onderwerpen en
bij die gelegenheid tenminste het diploma-A zullen be
halen, waardoor in 1959 het aantal uitgereikte diploma's-
A belangrijk hoger zou kunnen zijn dan anders het
geval is.
Voor het afnemen van de examens in Januari waren
ditmaal 18 examinatoren respectievelijk gecommitteer
den nodig, waaronder 8 brandweerdeskundigen en voor
de zomerexamens 22 examinatoren en gecommitteerden,
waaronder 6 brandweerdeskundigen. Zij behoorden vrij
wel allen tot de „vaste" leden van de Examen-Commis
sies en het valt daarom niet te verwonderen, dat zij zich
ook ditmaal op de gebruikelijke deskundige wijze van
hun moeilijke taak hebben gekweten en daardoor be
langrijk hebben bijgedragen tot het welslagen van de
examens. Een woord van dank aan hun adres mag dan
ook thans zeker niet ontbreken en dit geldt tevens ten
opzichte van de directies van de bioscopen Alhambra,
Calypso en City, alsmede die van het Bondsbureau, voor
het ter beschikking stellen van de cabines en neven
ruimten voor het afnemen van het practische gedeelte
van het examen in Januari zowel als in Augustus.
De omvang van de werkzaamheden van het Secretariaat
gedurende het afgelopen jaar kan het beste aan de hand
van enig cijfermateriaal worden geïllustreerd. Het aan
tal ingekomen brieven was groter dan het vorig jaar en
bedroeg bijna 1200. Het aantal uitgaande brieven was
daarentegen lager en beliep ruim 700 stuks. Dit is een
gevolg van het feit, dat vele verzoeken om inlichtingen
en dergelijke met behulp van gestencilde antwoordfor
mulieren konden worden afgedaan. Ook de oproepen
voor de examens en de examenuitslagen worden per
circulaire aan de betrokkenen verzonden. Neemt men
deze stukken op bij de uitgaande brieven, dan stijgt het
totaal aantal tot ruim 1100. Er zijn 71 circulaires ver
zonden, voornamelijk aan de deelnemers van de ver
schillende cursussen en het aantal gestencilde stukken
bedroeg met inbegrip van de bescheiden, nodig voor de
samenstelling van het Handboek der Bioscooptechniek,
alsmede de gestencilde vragen en toelichtingen, die voor
de cursus in zijn nieuwe vorm gemaakt moesten worden,
circa 26.000 vel.
Verder is in dit verslagjaar een begin gemaakt met het
uitreiken van zogenaamde voorlopige werkboekjes. On
der de leerling-operateurs is namelijk steeds vrij veel
verloop en wel speciaal gedurende het eerste jaar. Dit
betekent, dat wanneer aan de betrokkenen onmiddellijk
een definitief werkboekje wordt uitgereikt, dat uit 64
pagina's bestaat, vele van deze boekjes al na enkele
maanden als waardeloos beschouwd moeten worden,
omdat de leerling in kwestie het bedrijf weer heeft ver
laten. Daar de werkboekjes gezien hun omvang tamelijk
kostbaar zijn is derhalve overgegaan tot een systeem
van voorlopige werkboekjes, die slechts uit twee pagi
na's bestaan. Deze boekjes hebben een geldigheidsduur
van een jaar en moeten na verloop van dat jaar dooi
de betrokken werkgever afgetekend worden ingele
verd, waarna zij worden vervangen door een definitief
werkboekje. In het afgelopen jaar zijn 118 van deze
voorlopige boekjes afgegeven.
In de loop van het verslagjaar is van kracht geworden
het zogenaamde Werktijdenbesluit voor Bioscopen,
waarin onder andere is bepaald, dat jeugdige personen,
dat zijn werknemers die de leeftijd van 18 jaar nog niet
hebben bereikt, in de bioscopen des avonds en op Zon
dag werkzaamheden mogen verrichten, mits zij aan een
door de Minister van Sociale Zaken erkende instelling
worden opgeleid voor het bedienen der filmapparatuur.
Op grond van dit Besluit is door de Nederlandsche Bio
scoop-Bond aan het Ministerie verzocht onze Stichting
als zodanige instelling te erkennen. Als resultaat hier
van is op 7 Juni 1958 een beschikking van de Minister
van Sociale Zaken en Volksgezondheid verschenen,
waarbij de Stichting werd erkend als instelling bedoeld
in artikel 8 van het Werktijdenbesluit voor Bioscopen.
Voor wat betreft de situatie op de arbeidsmarkt zij
tenslotte nog vermeld, dat de in ons vorige verslag uit
gesproken verwachtingen zijn bewaarheid, in zoverre,
dat de spanning op de arbeidsmarkt ten aanzien van
het verkrijgen van bevoegd technisch personeel inder
daad aanzienlijk is verminderd. Dit is mede een gevolg
van het feit, dat de plaatselijke brandweerautoriteiten
thans toestaan, dat met één operateur in de cabine
wordt gewerkt, aangezien door het algemeen gebruik
van het moeilijk ontvlambare filmmateriaal uit een
oogpunt van veiligheid moeilijk langer kon worden vol
gehouden, dat de aanwezigheid van twee operateurs een
gebiedende eis is. Daar is nog bijgekomen, dat de werk
gelegenheid in andere bedrijfstakken minder groot is
geworden, zodat er voor de bestaande operateurs min
der aanleiding en minder mogelijkheden waren om het
bioscoopbedrijf de rug toe te keren.
Met het oog hierop achtte het Bestuur in het begin van dit
verslagjaar de tijd gekomen, om de dispensatiemogelijk-
heden wat straffer te gaan hanteren en werd bijvoor
beeld besloten aan operateurs, die voor de beide practi
sche vakken van het operateursexamen slagen, niet
langer automatisch dispensatie te verlenen voor het ver
vullen van de functie van tweede operateur. Zulk een
dispensatie kan ook in dit geval thans alleen nog maar
worden verkregen nadat ter zake een schriftelijke en
gemotiveerde aanvrage van de betrokken werkgever is
ontvangen. Het straffere beleid in deze heeft tot dus
verre geen aanleiding gegeven tot problemen van enige
betekenis.
Amsterdam, Januari 1959.
L. CLAASSEN,
Secretaris.