Culturele arbeid De organisatorische werkzaamheid van de Bond moet worden gezien in het complexe verband van de economische en sociale zo goed als culturele factoren, waaruit het film wezen bestaat. In practisch ieder hoofdstuk van dit verslag komen derhalve culturele as pecten van de Bondsactiviteit naar voren, wel ke zich moeilijk in een enkel hoofdstuk laten samenvatten. Deze activiteit omvat immers niet alleen eigen organisatorische arbeid als het stimuleren van een nationale filmproduc tie en over het algemeen al wat bijdraagt tot verheffing van het bedrijf, maar strekt zich ook uit tot het steunen en bevorderen van elders genomen initiatieven op filmcultureel gebied. Zo wordt bijvoorbeeld onder „Hoofdbestuurs vergaderingen" een overzicht gegeven van die manifestaties op filmgebied waaraan de Bond zijn steun en medewerking heeft gege ven welke in het kader van de Internatio nale Filmweek Arnhem 1959 werden georga- niseerd en wordt reeds in het vorige hoofd stuk, „Nederlandse filmindustrie", melding gemaakt van de activiteit ter stimulering van een continue Nederlandse speelfilmproductie. Het Productiefontls voor Nederlandse Films Het Productiefonds voor Nederlandse Films, dat jaarlijks inkomsten geniet van de zijde van de Nederlandse Bioscoop-Bond en het Rijk, teneinde daarmede de productie van Nederlandse speelfilms te bevorderen, heeft in 1959 een vijftal speelfilmproducties finan ciële steun verleend. Zoals reeds eerder is uit eengezet, worden de financiële bijdragen van het Productiefonds als een aanvullende finan ciering verstrekt, die alleen dan - en dan nog geleidelijk - moeten worden terugbetaald als de producent in kwestie het door hem geïn vesteerde eigen kapitaal, waaronder eventuele voorschotten van de zijde van onze organisatie op filmhuurgarantiecontracten, geheel heeft terugontvangen. Tot heden is slechts in een enkel geval van een dergelijke terugbetaling sprake geweest. Overigens bleven de opbreng sten van de door het Productiefonds finan cieel gesteunde films beneden de door de producent geïnvesteerde bedragen aan eigen kapitaal als vorenbedoeld. Zouden de betrok ken producties geheel op eigen risico tot stand zijn gebracht, dan hadden de producenten belangrijke verliezen geleden. Dit onder streept nog eens duidelijk, dat continuïteit in de speelfilmproductie zonder bijkomende financiering als de onderhavige practisch niet denkbaar is. Deze continuïteit heeft het Pro ductiefonds door zijn verschillende activiteiten in het verslagjaar evenals in voorgaande jaren bevorderd. Er is nu al enige jaren van een vrij geregelde productie sprake; gezien de onderscheiden productieplannen mag voor het komende jaar eveneens de productie van enige speelfilms worden verwacht. Op nagenoeg alle aanvragen om steun werd, voorzover ze tenminste objecten betroffen die binnen het kader, de werkingssfeer en de mogelijkheden van het Productiefonds lagen, een gunstige beslissing genomen. Hieronder waren ook weer een aantal verzoeken om voorschotten van scenaristen. Het bestuur meende, gezien de resultaten in voorgaande jaren, het schrijven van scenario's, los van bepaalde productieplannen te moeten blijven stimuleren. In het bestuur van de Stichting Productie fonds voor Nederlandse Films hadden in 1959 zitting: voor deNederlandscheBioscoop-Bond de heren Joh. Miedema, D. J. van Leen en J. G. J. Bosman, respectievelijk Voorzitter, lid van het Dagelijks Bestuur en Directeur van de Bond; voor de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen de heren Mr. H. L. s'Jacob, Voorzitter van de Sectie Film van de Raad voor de Kunst, en Dr. J. Hulsker, Chef van de Afdeling Kunsten van genoemd Ministerie. Het Nederlands Filminstituut De vertegenwoordiging van het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond in de Raad van Beheer van de Stichting „Neder lands Filminstituut" bleef in 1959 ongewij zigd samengesteld als volgt: de heren H. S. Boekman, Vice-Voorzitter van het Hoofdbe stuur en Voorzitter van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders; J. Nijland Jr., lid van het Hoofdbestuur en Voorzitter van de Afdeling „Het Oosten", C. S. Roem, Voorzitter van de Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten en Filmpro- 16

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1959 | | pagina 17