24
in 2 gevallen door bemiddeling van de Com
missie een minnelijke schikking getroffen. Van
de 4 geschillen uit 1958 werden er 3 voor de
openbare behandeling ingetrokken, terwijl in
één geval vonnis is gewezen.
Raad van Beroep
Op 10 Maart werden de arbiters voor de zit
tingsperiode 1959/1960 door het Hoofdbestuur
benoemd. Dit geschiedde door een herbenoe
ming van de voorzitter, de plaatsvervangend
voorzitter en van de zitting hebbende leden.
De loting ten overstaan van het Hoofdbestuur
tot samenstelling van de Kamers vond op 21
April plaats met het volgende resultaat:
R. Uges, Rijswijk (Z.-H.), Voorzitter; D. J.
van Leen, Wassenaar, plaatsvervangend Voor
zitter.
Eerste Kamer: M. Desmet, Eindhoven, B. W.
G. van Royen, Amsterdam, leden-exploitanten,
H. S. Boekman, Amsterdam, E. J.Verschueren,
Hilversum, leden-filmverhuurders.
Tweede Kamer: C. H. de Lange, Alkmaar,
A. F. Wolf f, Utrecht, leden-exploitanten, L. W.
R. Meyer, Amsterdam, J. L. Paerl, Amsterdam,
leden-filmverhuurders.
Secretaris was wederom de heer J. G. J. Bos
man.
In 1959 werden twee hoger beroepen aan
hangig gemaakt. Deze beide beroepen zijn met
een tweetal, die in 1958 waren ingediend, in
het verslagjaar behandeld.
De Raad kwam hiertoe viermaal, onder voor
zitterschap van de heer R. Uges, in zitting
bijeen.
De uitspraak van de Commissie van Geschillen
werd in twee gevallen bevestigd. Het ene geval
betrof een betalingsgeschil tussen een lid-
exploitant en een donateur, het andere een
geschil tussen een lid-filmverhuurder en een
lid-exploitant, waarbij het lid-filmverhuurder
afname vorderde in de eerstvolgende verto-
ningsweek van zijn film, die door het lid-
exploitant niet op de overeengekomen datum
was ingezet, omdat dit lid-exploitant, stel
lende dat prolongatie altijd voorgaat, de
voorafgaande film had geprolongeerd, en
die om dezelfde reden een week later ook
niet werd ingezet. De Raad weliswaar over
wegende, dat zodra de bezettingscijfers ener
bioscoop prolongatie wettigen, het gebruike
lijk mag worden geacht, dat de opschorting
van de inzetdatum van de hierop volgende film
in die bioscoop zowel als de opschorting van
de vertoning in andere bioscopen van de ge
prolongeerde film wordt aanvaard, tenzij het
tegendeel uitdrukkelijk is overeengekomen en
mits de exploitant na een voorbericht op
Maandag uiterlijk op Dinsdag vóór 12 uur de
leverancier van de betrokken film definitief
uitsluitsel geeft, kwam echter evenals de Com
missie van Geschillen tot de conclusie, dat
voor de verdere prolongatie van de vooraf
gaande film, gezien de omstandigheden waar
onder zij had plaats gevonden, geen beroep op
enige usance kon worden gedaan en de vor
dering van het lid-filmverhuurder gegrond
moest worden geacht.
In de andere twee beroepzaken werd de uit
spraak van de Commissie van Geschillen ver
nietigd. In de eerste plaats is uitspraak gedaan
na een hernieuwde behandeling in het hoger
beroep, welks uit 1954 daterende uitspraak van
de Tweede Kamer het vorige jaar door de
rechter is vernietigd op gronden als uiteen
gezet in het jaarverslag over 1958. Het betrof
een schadevordering van een lid-filmfabrikant
op een mede lid-filmfabrikant, omdat dit laat
ste lid een tussen hen en vijf andere leden
filmfabrikanten gesloten overeenkomst zou
hebben overtreden, als gevolg waarvan het
eerstgenoemde lid schade zou hebben geleden.
Appellante heeft als nieuwe grief in het geding
gebracht, dat de Commissie van Geschillen ten
onrechte had aangenomen, dat de tussen par
tijen gesloten overeenkomst voorziet in de
mogelijkheid van een individuele schadever
goedingsvordering van de ondertekenaars
jegens elkaar bij niet-nakoming van de bepa
lingen der overeenkomst. De Raad heeft over
wogen, dat het in het geding brengen van een
nieuwe grief bij deze hernieuwde behandeling
niet in strijd met het bepaalde in het Arbi
trage-Bondsreglement is en de genoemde grief
in zijn oordeel betrokken. Na zijn onderzoek
is hij tot de conclusie gekomen, dat de grief
terecht was gesteld, weshalve hij de vordering
om schadevergoeding niet ontvankelijk heeft
verklaard en het vonnis van de Commissie van
Geschillen heeft vernietigd.
Tenslotte heeft de Raad een uitspraak van de
Commissie van Geschillen in een geschil even
eens tussen twee leden-filmfabrikanten vernie
tigd. Ook dit geschil betrof in hoofdzaak een