Culturele arbeid De omvangrijke organisatorische arbeid van de Nederlandsche Bioscoop-Bond ten dienste van het film- en bioscoopwezen heeft uiteraard mede in cultureel opzicht grote betekenis, ook wanneer deze arbeid niet rechtstreeks op het culturele is gericht. Van de meer directe activi teiten op cultureel gebied kunnen worden ge noemd de voorlichting omtrent de film in het algemeen, de beoefening van de filmweten schap, het verkrijgen van bedrevenheid in creatieve zin met betrekking tot de vervaar diging van films, alsmede de stimulering van die vervaardiging zelf. Omtrent de werkzaam heid op deze terreinen van de instellingen, die zich in nauwe samenwerking met de Bond hiermede bezig houden, volgt hieronder een opsomming. Het Productiefonds voor Nederlandse Films De samenstelling van het Bestuur van het Pro ductiefonds voor Nederlandse Films was in het verslagjaar dezelfde als in het voorafgaande jaar. Voor de Nederlandsche Bioscoop-Bond hadden hierin zitting de heren Joh. Miedema, D. J. van Leen en J. G. J. Bosman; voor de Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen de heren Mr. H. L. s'Jacob en Dr. J. Hulsker. Het Productiefonds heeft ook dit jaar weer met de inkomsten die het van het Rijk en de Neder landsche Bioscoop-Bond ontvangt tot de be vordering van de continuïteit in de Neder landse speelfilmproductie daadwerkelijk kun nen bijdragen. Immers niet minder dan vijf speelfilms, waaronder enkele jeugdfilms, kon een financiële bijdrage worden verleend, waar door hun productie financieel mogelijk werd gemaakt. Ook bereikten het bestuur weer ver zoeken van scenaristen om een voorschot ten behoeve van het uitwerken van een scenario. Gezien de dringende behoefte aan goede scena rio's voor speelfilms en de tot heden met de voorschotverlening bereikte resultaten meerdere scenario's waarvoor een voorschot is verstrekt zijn reeds verfilmd bleef het be stuur op het punt van het stimuleren van het schrijven van scenario's actief en verleende met het oog daarop een zestal voorschotten. De positieve functie die het Productiefonds voor de Nederlandse speelfilmindustrie heeft, tekent zich telkenjare duidelijker af. Men kan gerust stellen, dat er zonder dit fonds prac- tisch geen speelfilmproductie mogelijk zou zijn. Want, moesten de producties geheel op eigen risico tot stand worden gebracht, dan zou, zo is in de practijk wel gebleken, eigenlijk op iedere productie een belangrijk verlies wor den geleden. De practijk sedert de oprichting van het Productiefonds is namelijk, dat op een uitzondering na geen terugbetaling aan het fonds van verleende bijdragen mogelijk is, dat wil zeggen bij de huidige terugbetalingsrege ling, waarbij eerst van terugbetaling sprake is als de producent zijn eigen investering terug heeft, dat zelfs met de financiële steun van het fonds de betrokken producenten het door hen geïnvesteerde eigen kapitaal, waaronder even tuele voorschotten op filmhuurgarantiecon- nog niet tracten van de zijde van de Bond, geheel of amper terugontvangen. De vraag doet zich voor, of het bedrag dat het Productie fonds aan aanvullende financiering per speel film kan verstrekken op basis van zijn huidige financiële mogelijkheden op den duur wel vol doende is om de continuïteit in de speelfilm productie te waarborgen. Het bestuur is tot de conclusie gekomen, dat dit gezien ook de voort durende stijging in de productiekosten niet het geval is. Door de ontwikkeling van de laatste tijd dreigt de risicomarge voor de producent weer te groot te worden. Het bestuur heeft daarom reeds te bevoegder plaatse als zijn mening kenbaar gemaakt, dat wil het in de zelfde mate als voorheen met zijn taak be vordering van de continuïteit in de speelfilm industrie kunnen voortgaan en daarbij de noodzakelijke risicovermindering voor de pro ducenten voldoende kunnen verwezenlijken, zijn jaarlijkse inkomsten aanzienlijk dienen te worden verhoogd en/of andere faciliteiten aan de Nederlandse film dienen te worden ver leend. Nederlands Filminstituut De vertegenwoordiging van het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond in de Raad van Beheer van de Stichting „Nederlands 16

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1960 | | pagina 17