35 verdeling onder de leden van het in de na oorlogse jaren zo schaarse bioscooptechnische materiaal tot stand te brengen. Om dit te be reiken was het betrekken en vervreemden van apparaten afhankelijk gesteld van de toestem ming van het Hoofdbestuur dan wel van de Technische Commissie. Voor transacties met door het Hoofdbestuur erkende technische handelaren, die tevens donateur van de Bond moesten zijn, zouden voor het verkrijgen van de vereiste toestemming faciliteiten kunnen worden verleend. Het Hoofdbestuur huldigde de opvatting, dat de in het besluit neergelegde regeling in de huidige situatie moeilijk kon worden gehand haafd. Het tekort op het gebied van het tech nische materiaal was immers reeds geruime tijd volledig opgeheven, zodat de beperkende be palingen van het besluit ten aanzien van het betrekken en vervreemden van apparaten in de praktijk derhalve geen toepassing meer von den. Het systeem van de erkenning van tech nische handelaren werd in voorkomende ge vallen nog wel toegepast, maar het Hoofdbe stuur achtte de handhaving van dit systeem, met het daarin min of meer opgesloten verbod voor de leden om van andere, niet erkende, handelaren te betrekken, onder de tegenwoor dige omstandigheden evenmin juist. Weliswaar hield de erkenning daarenboven voor de leden een zekere waarborg in voor een levering van artikelen van behoorlijke kwaliteit en voor een goede deskundige service, doch practisch was dezelfde betekenis te hechten aan het dona teurschap der betrokken handelaren. Op grond van vorenvermelde overwegingen diende het Hoofdbestuur bij de Ledenraad het voorstel in om het Bedrijfsbesluit inzake Tech nische Apparaten in te trekken, welk voorstel door de Ledenraad in zijn vergadering van 20 december werd aangenomen. Gezien de zich in steeds sneller tempo vol trekkende doorvoering van de vrije zaterdag in ons land oordeelde het Hoofdbestuur het raadzaam een onderzoek in te stellen naar de vraag, in hoeverre deze ontwikkeling invloed zou kunnen uitoefenen op de gewoonten van het publiek ten aanzien van het bezoek der bioscopen. Met name deed zich in dit opzicht de vraag voor, of men, nu het vrije weekeinde voor een voortdurend in omvang toenemende groep van Nederlanders reeds op vrijdagavond aanvangt, de nieuwe filmprogramma's in plaats van op vrijdag eveneens eerder, dat wil zeggen op donderdag, zou moeten inzetten. Reglementair is de aangelegenheid van aan vang en einde der vertoningsweek geregeld bij artikel 3 van de Bondsvoorwaarden, volgens hetwelk de vertoningsweek steeds vrijdags aanvangt en de daaropvolgende donderdag eindigt. Weliswaar laat het artikel de mogelijk heid open, dat exploitant en verhuurder anders overeenkomen, maar in de praktijk wordt na genoeg niet van de algemene regel afgeweken. Daar een wijziging als boven bedoeld van de vertoningsweek uiteraard belangrijke conse quenties zou kunnen hebben, stelde het Hoofd bestuur een grondig onderzoek terzake in. On der meer werd een aantal afdelingsbesturen gehoord. Mede met het oog op de sterke onderlinge verschillen in de plaatselijke en regionale toestanden op het gebied der bioscoopexploi tatie en gelet op het nog onzekere effect van de vrije zaterdag in de sector van het amuse- mentsleven besloot het Hoofdbestuur na am pele bestudering vooralsnog af te zien van het nemen van stappen, die tot een herziening van de desbetreffende bepaling van artikel 3 der Bondsvoorwaarden zouden kunnen leiden. Toepassing en uitvoering van Regiementen en Besluiten Bij de toepassing van het Bedrijfsbesluit Film vertoning, dat het vertonen van een te groot aantal films per week in een zelfde bioscoop wil voorkomen, hebben zich ook in het ver slagjaar geen problemen voorgedaan. Het dui delijke bewijs hiervoor is wel, dat er slechts één verzoek om dispensatie bij het Hoofdbe stuur is ingediend. Dit verzoek werd inge willigd. Het Hoofdbestuur moest in 1960 constateren, dat een drietal bioscopen niet langer geacht kon worden te voldoen aan redelijke eisen op het gebied van uitrusting, inrichting, veiligheid en uiterlijk aanzien, welke eisen ingevolge artikel 3 van het Algemeen Bedrijfsreglement nu eenmaal aan permanente bioscopen worden gesteld. Uit de desbetreffende rapporten van de Technische Commissie bleek, dat deze com missie er bij de bioscoopexploitanten in kwestie herhaaldelijk op had aangedrongen verande ring te brengen in de onhoudbare situatie, waarin hun bioscoopexploitaties niet alleen op

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1960 | | pagina 36