Bedrijfsafdeling Filmverhuurders 59 Algemeen overzicht Het tempo van de expansie van het bioscoopbedrijf is in 1960 in vergelijking met de voorafgaande jaren iets verminderd. Weliswaar kwamen er zes (1959: 8) be langrijke nieuwe theaters tot stand, maar er werden ook enige minder belangrijke exploitaties opgeheven. Daartegenover staat het voordeel, dat er in twee ge vallen bioscopen ter vervanging van verouderde of noodexploitaties werden geopend. Het stemt tot vol doening, dat de expansie zij het iets beperkter voortgaat, aangezien aldus het afzetgebied van de filmverhuurders niet alleen behouden blijft, maar zelfs wat wordt uitgebreid, al houdt deze uitbreiding geens zins gelijke tred met de groei van de bevolking. Het is een verheugend verschijnsel, dat de netto-recet tes in 1960 ten opzichte van 1959 met bijna 5% zijn ge stegen, hoewel het totaal bezoekersaantal gelijk geble ven is. Enerzijds valt dit toe te schrijven aan het „nor male" zomerweer van 1960 tegenover het abnormaal mooie zomerweer van 1959, anderzijds geeft de ver betering, welke speciaal in het najaar is opgetreden, de indruk, dat hier de coïncidentie van het uitkomen van belangrijke nieuwe films en de collectieve reclame campagne een rol heeft gespeeld. De totale film- huuropbrengst is in ongeveer gelijke mate als de netto recettes verbeterd. Hoofdfilms Het aantal ingevoerde hoofdfilms is in 1960 gedaald tot 399 (in 1959: 455; in 1958: 508; in 1957: 508; in 1956: 485; in 1955: 499; in 1954: 404). Daaraan moeten nog 3 Nederlandse hoofdfilms worden toegevoegd, evenals twee Nederlandse jeugdfilms. Het totaal komt op 404 tegenover 456 in 1959. Daarbij dient men nog in aanmerking te nemen, dat 45 oude films opnieuw in roulatie werden gebracht, waarvan 36 Amerikaanse en 9 Europese. Het aantal Amerikaanse films daalde van 215 tot 166 en het aantal Europese van 240 tot 233. De invoer van films uit West Duitsland verminderde van 83 tot 71. De invoer uit Engeland bleef onveranderd nl. 58; de invoer uit Frankrijk steeg van 51 tot 64, de invoer uit Italië daalde van 21 tot 18. De filialen van de Amerikaanse productiemaatschap pijen voerden gezamenlijk 142 hoofdfilms in (in 1959: 151), waarvan 130 (144) Amerikaanse en 12 (7) Euro pese films. De overige filmverhuurders importeerden 221 (233) Europese en 36 (71) Amerikaanse films. In 1960 zijn er 88 (101) panoramische films ingevoerd, waarvan 22 (25) van Europese oorsprong. Het aantal kleurenfilms daalde van 180 tot 146, waar van uit Europa 66 tegen 83 in 1959. Ook dit jaar is het aanbod weer gedaald, hetgeen voor namelijk aan de verminderde invoer van Amerikaanse films moet worden toegeschreven. Daartegenover staat een verbetering in de gemiddelde kwaliteit. Het ligt in de lijn van de ontwikkeling, dat een doorgaande op voering van de kwaliteit tot een verdere vermindering van het aantal zal leiden, een ontwikkeling, die alleen maar kan worden toegejuicht, omdat een aantal van meer dan 400 hoofdfilms per jaar voor een land als Nederland met een beperkt theaterpark tot conse quentie heeft, dat een groot deel van de geïmporteerde films zonder rendement blijft. Licentieprijs voor Televisierechten Overeenkomstig de ter jaarvergadering geuite wens heeft het Bestuur tot het Hoofdbestuur het verzoek gericht bij de Ledenraad een voorstel aanhangig te maken tot het uitvaardigen van een bedrijfsreglement op de vergoeding voor de televisierechten. Dit voor stel zou moeten inhouden, dat de leden-filmverhuur- ders overeenkomsten ter verkrijging van het recht om een film te exploiteren door middel van de televisie slechts zouden aangaan onder de voorwaarde, dat aan de filmleverancier geen andere of hogere vergoeding zou worden toegestaan dan 65% van de opbrengst. Dit verzoek was erop gebaseerd, dat er bij de buiten landse leveranciers een toenemende neiging blijkt te bestaan om de auteursprijs voor het afstaan van tele visierechten tot het onredelijke op te schroeven. Het voorstel beoogde hieraan een limiet te stellen. Bij het einde van het verslagjaar had het Hoofdbestuur zijn standpunt dienaangaande nog niet bepaald. Re-issue rechten Ook dit onderwerp is in de jaarvergadering ter sprake gekomen, waarbij is aangedrongen op een regeling in dier voege, dat voorkomen kan worden dat re-issue rechten aan derden worden verkocht nog voordat de licentiehouder de gelegenheid heeft gekregen zich over de verlenging van zijn rechten uit te spreken. Derhalve heeft het Bestuur tot het Hoofdbestuur het verzoek gericht bij de Ledenraad een voorstel aan hangig te maken tot het vaststellen van een bedrijfs reglement daarop betrekking hebbende. Dit bedrijfs- besluit zou bepalen, dat leden-filmverhuurders over eenkomsten terzake van exploitatierechten van een film, die reeds eerder in Nederland door een der leden filmverhuurders is geëxploiteerd, niet eerder aangaan dan nadat ten minste twee jaar zijn verstreken sedert de dag, waarop het recht van laatstbedoeld lid is ge ëindigd. Afwijking zou alleen toegestaan worden met schriftelijke toestemming van het lid-filmverhuurder, dat de rechten van de desbetreffende film heeft ge ëxploiteerd. Het Hoofdbestuur achtte echter een regle mentaire voorziening niet noodzakelijk en het gaf het Afdelingsbestuur in overweging in de licentiecontrac ten een optiebepaling te doen opnemen. Bij het einde van het verslagjaar was dienaangaande nog geen be slissing genomen. Keuringskaarten In artikel 20 van de Algemene Voorwaarden van Ver huur en Huur van Films is bepaald, dat de keurings kaarten afzonderlijk per brief door de filmverhuur ders aan het lid-exploitant tijdig worden toegezonden en voorts, dat het lid-exploitant verplicht is de keu- ringskaart in ieder geval op de vrijdag na de laatste vertoning van de film per brief aan de verhuurder te retourneren. In de praktijk blijven vele leden-exploi- tanten met het terugzenden der keuringskaarten in ge breke. Het verbruik aan keuringskaarten heeft dan ook abnormale afmetingen aangenomen, hetgeen node loze kosten en moeiten veroorzaakt.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1960 | | pagina 59