naderde. Het valt te betreuren, dat enige ge meenten, zij het klein in aantal, door niets ge motiveerd en met een wel zeer misplaatst be roep op haar autonome gemeentelijke rechten nu reeds 12 tot 13 jaar vasthouden aan heffin gen van 30% of meer, die zonder een pressie welke als een inbreuk op diezelfde autonomie is te beschouwen, vermoedelijk nooit tot stand zouden zijn gekomen. In het verslagjaar heeft het Hoofdbestuur de leden, die in de hier bedoelde gemeenten bio scopen exploiteren, krachtig gesteund bij hun streven deze onbillijke belastingpolitiek te doorbreken. Voor dit doel richtte het Hoofd bestuur nota's aan een aantal van de betrokken gemeentebesturen en werden besprekingen ge voerd met colleges van burgemeester en wet houders, waarbij het Hoofdbestuur meestal was vertegenwoordigd door de Bondsvoorzitter en de Bondsdirecteur. Voorts ontwierp het Bonds bureau ten behoeve van leden-bioscoopexploi- tanten adressen aan de gemeentebesturen in kwestie. De niet aflatende pogingen om in de gemeente Dordrecht soelaas te verkrijgen van het daar geldende tarief van 35% werden in 1960 met succes bekroond. In de loop van 1959 had het Hoofdbestuur zich met een uitvoerig adres tot de wethouder van financiën gewend, waarbij werd herinnerd aan een bespreking welke een jaar tevoren had plaats gevonden tussen deze wethouder en de Bondsvoorzitter en de Bonds directeur. Op 11 april 1960 deelde het ge meentebestuur van Dordrecht mede, dat een herziening van de vermakelijkheidsbelasting in overweging zou worden genomen. In ver band hiermede werden van Bondswege nadere gegevens verstrekt omtrent de Dordtse bedrijfs resultaten. Een en ander leidde tot de indie ning van een voorstel door Burgemeester en Wethouders bij de Raad om het tarief te ver lagen tot 25% met handhaving der heffing van 20% voor films gekeurd volgens artikel 1, lid 2, 2e, der Bioscoopwet. Dit voorstel werd door de Raad in zijn vergadering van 27 september aanvaard. Het nieuwe tarief is op 1 december in werking getreden. Niet minder succesvol waren de bemoeiingen van Bondswege in Castricum en Zandvoort. De Bondsdirecteur voerde besprekingen met de respectieve burgemeesters in aansluiting op de briefwisseling met de gemeentebesturen. De Raad van de gemeente Castricum besloot in zijn vergadering van 6 mei op voorstel van Burgemeester en Wethouders het tarief van de vermakelijkheidsbelasting te verlagen van 35% tot 25%. Daarenboven werd het percentage voor artikel 1-films gebracht van 20 op 15 en dat voor Nederlandse films van 20 op 10. De gewijzigde verordening werd op 7 juli van kracht. De Raad van Zandvoort verlaagde de vermakelijkheidsbelasting op 26 juli van 35% tot 25% onder handhaving van een tarief van 20% voor artikel 1-films en Nederlandse films. Het verlaagde tarief ging op 1 oktober in. Op grond van een verzoek van de zijde der plaatselijke exploitanten kwam eveneens een herziening van liet belastingtarief tot stand in Winterswijk, waar de Raad op 27 oktober de vermakelijkheidsbelasting voor alle films op 20% stelde. Dit percentage gold reeds voor artikel 1-films; voor alle overige films was een tarief van 30% van kracht. De belastingwijzi ging trad op 1 januari 1961 in werking. Een merkwaardige ontwikkeling heeft zich voorgedaan in Boxtel. Reeds op 11 mei 1959 had de Gemeenteraad aldaar een voorstel van Burgemeester en Wethouders aangenomen om de vermakelijkheidsbelasting uniform op 20% te brengen. Tevoren bedroeg de belasting 30%, met dien verstande, dat voor vertoning van artikel 1-films een tarief van 15% gold. Het bleek echter, dat Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant met het oog op de financiële positie van de gemeente Boxtel tegen deze her ziening overwegende bezwaren hadden, wes halve de Raad het destijds genomen besluit in 1959 weer introk. Burgemeester en Wethouders dienden in 1960 een nieuw voorstel bij de Raad in, hierop neerkomende, dat het tarief op 25% zou worden gebracht, zulks met handhaving van het percentage van 15 voor artikel 1-films. Dit nieuwe voorstel werd door de Raad op 12 september van het verslagjaar aanvaard. Kennelijk konden Gedeputeerde Staten zich met dit Raadsbesluit wel verenigen, gezien het feit, dat het de koninklijke goedkeuring ver wierf. Het nieuwe tarief is op 26 november 1960 in werking getreden. Het Hoofdbestuur heeft het afgelopen jaar bijzondere aandacht geschonken aan de ge meenten Alkmaar, Almelo, Delft, Den Helder en Hengelo, welke gemeenten alle een excessief belastingtarief van 35% hieven, behoudens een tarief van 20% voor artikel 1-films. De Bonds voorzitter en de Bondsdirecteur hebben ge confereerd met de onderscheiden gemeentebe-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1960 | | pagina 7