Verslag over het ar 1959-1960 82 1 September 1959 t/m 31 Augustus 1960 Terugziende op het achter ons liggende Stichtingsjaar, kunnen wij constateren, dat dit jaar zich ten opzichte van de voorgaande heeft gekenmerkt door een zekere rust. In de afgelopen drie jaren stond immers een groot deel van onze activiteiten in het teken van het Hand boek der Bioscooptechniek, waaraan afgezien van de talrijke administratief-technische beslommeringen, niet minder dan 35 moeilijke en langdurige redactie-ver gaderingen werden gewijd. Dit Handboek is thans gereed en ter gelegenheid van het gereedkomen daarvan nodigde het Hoofdbestuur op 18 November 1959 het Stichtingsbestuur en de ge zamenlijke leden van de Redactie Commissie, zomede de heer D. C. van Reyendam, uit tot een gezamenlijke lunch. De Bondsdirecteur, de heer J. G. J. Bosman, bracht namens het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond hulde en dank voor het vele werk, dat door het Bestuur en in het bijzonder door de Redactie Commissie is verzet om te geraken tot een bioscoop- technisch handboek. Hij bracht daarbij in het bijzonder de erkentelijkheid over aan de Voorzitter, de heer W. F. Dubbeldeman, voor de toewijding, de kunde en het coördinerend vermogen, waarmede deze dit moei lijke werk tot een succes had gemaakt. Verder legde hij er de nadruk op, dat het het Hoofdbestuur niet is ontgaan, dat hier een werk tot stand is gebracht, dat in zijn soort beslist uniek mag worden genoemd, om dat de wereldliteratuur op dit gebied geen vergelijk bare werken telt van deze omvang en deze afwerking. Daarbij komt dan nog, dat de losbladige uitvoering de mogelijkheid opent om het boekwerk voortdurend up to date te houden. De heer Bosman gaf vervolgens als zijn mening te kennen, dat het technisch bioscooppersoneel een verantwoordelijke taak heeft, een taak die maar al te dikwijls wordt onderschat. Dit personeel heeft immers de pendanten te hanteren van het gereedschap, waar mede een film wordt gemaakt. De film is pas af op het ogenblik, dat zij gezien wordt. Iedere tekortkoming bij de projectie, belemmert daarom de voltooiing van het filmproces, is een vergrijp aan de film zelf en haar makers en benadeelt publiek en bedrijf. Hij die aan het filmproces deel wil hebben, behoort het filmge- reedschap perfect te kennen, omdat een tekort aan kennis, hetzij in studio en laboratorium, hetzij in de cabine en bij alles wat verder met de projectie ver band houdt, aan het geheel afbreuk zal doen. Het behoeft geen betoog, dat de nodige kennis voort durend moet worden aangevuld, vooral wanneer men zich de bijzonder snelle technische ontwikkelingen van de laatste jaren realiseert. Ontwikkelingen die naar het zich laat aanzien, nog niet tot een bepaald eindstadium zijn gekomen. Het kan daarom door het Hoofdbestuur en eveneens door het bedrijf, slechts worden toegejuicht, dat er thans een standaardwerk in de landstaal is verschenen, waarmede niet alleen de beginner, maar zeker ook de gevorderde in het vak, een schat van gegevens en ervaring ter beschikking worden gesteld, dienende om het peil van de bioscoop voorstellingen zo hoog mogelijk te kunnen opvoeren. Tenslotte memoreerde de heer Bosman, dat het Hoofd bestuur met voldoening heeft vernomen, dat het Stich tingsbestuur, respectievelijk de Redactie Commissie, ook in de toekomst diligent zal blijven, teneinde even tuele nieuwe technische ontwikkelingen steeds zo snel mogelijk in het boek te verwerken, respectievelijk daar aan toe te voegen. Inmiddels heeft op 25 Maart nog een bijeenkomst van de Redactie Commissie plaatsgevonden, waar de tekst van een aantal bijlagen behorende bij het Handboek definitief werd vastgesteld. Ten aanzien van de toekomstige activiteiten van de Commissie, die dus niet werd ontbonden, kan hier worden vermeld, dat voorbereidende maatregelen zijn getroffen tot het doen verschijnen van de eerste aan vulling van het boekwerk betrekking hebbende op nieuwe projector typen, respectievelijk lichtbronnen. Teneinde te kunnen beoordelen in hoeverre voor de regelmatige ontvangst van dusdanige aanvullingen bij de bezitters van het Handboek belangstelling bestaat, werd de mogelijkheid geopend om zich, voorlopig in principe, op deze aanvullingen te abonneren. Per het einde van het verslag jaar waren er ca. 200 aanmeldin gen binnengekomen en in het komende jaar zal op deze basis de paginaprijs voor de aanvullingen vast gesteld kunnen worden. Het aantal afnemers van het Handboek is overigens sedert ons vorige verslag slechts met enkele tientallen gestegen, zulks ondanks de daarvoor gemaakte, vrij intensieve propaganda. Dit neemt niet weg, dat als ge volg van het feit, dat de tekst van het boek ook in het kader van de schriftelijke cursus wordt gebruikt, de eerste oplage althans voor wat betreft deel I van het Handboek, reeds flink begint te slinken. Gelet op hetgeen in de aanhef werd gesteld, behoefde het Bestuur dit jaar slechts eenmaal in vergadering te komen en wel voor de behandeling van de jaarstukken en de gebruikelijke lopende zaken. Bovendien werd in deze vergadering als uitvloeisel van de nieuwe Wet op de Stichtingen een statutenwijziging behandeld, waarbij de naam van onze Stichting enigszins werd uitgebreid. Volgens deze wet moest namelijk per 1 Januari 1960 het woord Stichting in de naam voor komen, hetgeen niet het geval was. Deze formele wijziging werd door het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond bekrachtigd en vervolgens via een notariële acte op de voorgeschre ven wijze bij het Ministerie van Justitie aangemeld. Tenslotte zij nog vermeld, dat het Hoofdbestuur de aftredende bestuursleden allen heeft herbenoemd, zo dat het Bestuur er ook in dit verslagjaar als volgt uit zag:

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1960 | | pagina 81