Afdeling Amsterdam
ven waren gedurende het verslagjaar op de
Lijst van Geen Bezwaar geplaatst.
VOORUITZICHTEN
De stijgende lijn die in de bedragen van het
Ministerie van Onderwijs, Kunsten en We
ienschappen gedurende de laatste jaren te
zien is geweest, zal ook in 1965 worden
gecontinueerd. Voor korte films werd na
melijk op de begroting een bedrag van
600.000,— geplaatst tegen 550.000,— in
1964 en voor speelfilms een bedrag van
ƒ825.000,— tegen ƒ725.000,— in 1964.
Van laatstgenoemd bedrag is 250.000,
bestemd voor credietfaciliteiten ten gunste
van de Cinetone Studio's. De steun die in
1964 aan het Nederlands journaal is ver
leend, zal ook in 1965 worden voortgezet.
Ook in de particuliere sector zag het er
voor wat filmopdrachten betreft per het
einde van het verslagjaar niet ongunstig uit.
Er waren zeker 50 films in voorbereiding
respectievelijk productie en de kortstondige
REM-periode in 1964 heeft wel geleerd,
dat er uit de in 1965 te verwachten com
merciële televisie op officiële basis, voor
productie- en laboratoriumbedrijven veel
werk te verwachten valt.
Wij hopen dat dit er niet toe zal leiden, dat
het terrein van de vrije subsidiefilms geheel
uit het oog wordt verloren. Het zijn juist
deze korte films die de reputatie van het
Nederlandse productiebedrijf tot ver buiten
de grenzen hebben gevestigd en het zou zijn
te betreuren, indien van de mogelijkheden
welke de Overheid in deze richting heeft
geschapen, in 1965 een even minimaal ge
bruik zou worden gemaakt als in 1963 en
1964 het geval is geweest.
Amsterdam,
Mr H. B. F. J. A. Peters
Secretaris.
In afwijking van de gewoonte wordt dit
verslag aangevangen met een volledig over
zicht van de bezoek- en ontvangstcijfers
van alle Amsterdamse bioscopen in het jaar
1963 (28 december 1962 t/m 26 december
1963) ten opzichte van de cijfers over het
afgelopen jaar (1 januari 1964 t/m 30 de
cember 1964).
1963
1964
bezoekers
7.505.809
6.982.809
bruto-
recettes
13.367.169
13.927.371,
netto
recettes
10.645.770
ƒ11.185.426,
Uit vorenstaande cijfers blijkt, dat de netto
recettes zich konden handhaven bij nog
steeds teruglopend bezoek.
De premièrezaken konden de ontvangsten
verbeteren, maar de navertonings- enbuurt-
zaken gingen met meer dan 5% achteruit.
Ook het bezoekverlies was bij deze catego
rie van bioscopen veel groter. Van deze
groep moeten evenwel worden uitgezon
derd twee buurtbioscopen, die juist een bij
zondere stijging te zien geven, welke zelfs
het gemiddelde van geheel Amsterdam
verre overtreft.
Uit de beschikbare gegevens valt af te
leiden, dat de buurtzaken het door welke
oorzaken dan ook buitengewoon moeilijk
hebben. En in het afgelopen jaar is de
vraag gerezen, of er mogelijkheden zouden
zijn om aan de moeilijkheden van onze
leden, die deze zaken exploiteren, tegemoet
te komen.
In hoeverre een en ander geheel of gedeel
telijk te wijten is aan structurele oorzaken
zal de tijd moeten leren. De buitenwijken
van Amsterdam zijn namelijk niet overbe
zet met bioscopen en wanneer deze wijken
straks door het verdwijnen van een aantal
zaken verstoken zouden zijn van een buurt-
bioscoop, zou dit ongetwijfeld een sociaal
verlies genoemd kunnen worden, een ver
lies dat bij een eventuele kentering be
zwaarlijk te herstellen zou zijn.
Het Kamerlid, mevrouw H. van Someren-
Downer, heeft op dit gevaar bij de behan
deling van de aangelegenheid film in de
Tweede Kamer met nadruk gewezen. Laat
ons hopen, dat er binnen niet al te lange
tijd een oplossing kan worden gevonden om
in de periferie van de stad dat, wat in het
belang van ons bedrijf behouden moet wor
den, te redden.
Daarnaast valt niet weg te cijferen, dat er
buurtzaken zijn, die dank zij een gerichte
benadering van het publiek er vooralsnog
in slagen, zich te handhaven.
Ons bedrijf weet zeer wel, dat er met het
medium film nog heel wat te bereiken is,
indien het maar enigszins aanslaat bij het
publiek en de zaken aan de eisen des tijds
voldoen. Bij de huidige kostenstijgingen
zullen echter nieuwe investeringen niet mo
gelijk zijn zonder een radicale herziening
67