beslissing ten aanzien van het tijdstip waarop televisiereclame mogelijk zal zijn, vele Nederlandse opdrachtgevers ervan weerhield definitieve orders te plaatsen. Er is in 1965 door bemiddeling van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maat schappelijk Werk met 121 films aan 59 internationale filmfestivals of -manifesta ties deelgenomen. Daarenboven vonden nog diverse individuele inzendingen plaats naar gespecialiseerde festivals. In totaal werden in het buitenland dit jaar 21 prij zen, eervolle vermeldingen, diploma's en dergelijke verworven. Een Zilveren Beer, zijnde een van de begeerde prijzen van het filmfestival van Berlijn, werd gewon nen met de film „Een zondag op het eiland van de Grande Jatte" van Frans Weisz, geproduceerd door Jan Vrijmans Cineproductie. Aan deze film was tevoren ook reeds de Staatsprijs Filmkunst 1965 toegekend tijdens een plechtigheid in het kader van de filmweek te Arnhem. Op het terrein van de reclamefilms oogstten Joop Geesink's Dollywood en Star- film wederom internationale lauweren en in Nederland kregen „Dollywood", Os car Film N.V. en Uniefilm N.V. de drie prijzen van het Genootschap voor Recla me. De Stichting Film en Wetenschap, donatrice van de Bond, boekte tenslotte ver scheidene successen met haar wetenschappelijke films op medisch gebied en wel tijdens de gespecialiseerde festivals in Padua, Sao Paulo, Brussel, Parijs en Bel grado. Aan het einde van het verslagjaar was bekend, dat het Ministerie van Cultuur, Re creatie en Maatschappelijk Werk, dat onder andere het onderdeel film in 1965 van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft overgenomen, voor 1966 opnieuw hogere subsidiebedragen voor filmproduktie op haar begroting had geplaatst. Voor de speelfilms was er sprake van een stijging van 825.000, tot 975.000,—, waarin begrepen 300.000,— voor credietfaciliteiten ten gun ste van de Cinetone Studio's, tegen 250.000,in 1965. Het subsidiebedrag voor korte films werd verhoogd van 600.000,tot 800.000,en de maximale bijdrage voor het Nederlands journaal, afkomstig uit andere fondsen, werd gesteld op 400.000,—, zijnde 50.000,— meer dan in het afgelopen jaar. Naast de uit het vorenstaande af te leiden bedrijvigheid op het gebied van de film produktie legden in 1965 ook de zogenoemde „jongere garde" grote activiteit aan de dag. Weliswaar zijn uit de talrijke korte films die voornamelijk met finan ciële steun van de overheid tot stand kwamen, nog slechts weinig produkten van internationale betekenis voortgesproten, doch het ziet er naar uit, dat dit in de naas te toekomst wel tot de mogelijkheden behoort. De vaak door de jongeren gesma de oudere filmers hebben voor ons land een internationale reputatie op het stuk van de korte film weten te vestigen en het is te hopen, dat de nieuwe „filmers-genera tie" daarvan een verstandig gebruik zal weten te maken. Het Productiefonds voor Nederlandse Films Het Bestuur van de Stichting Productiefonds voor Nederlandse Films was in het verslagjaar wederom als volgt samengesteld: Mr. H. L. 's Jacob, voorzitter, Dr. J. Hulsker, vice-voorzitter, zitting hebbende voor het Ministerie van Cultuur, Recrea tie en Maatschappelijk Werk, en J. G. J. Bosman, secretaris, Joh. Miedema en D. J. van Leen, zitting hebbende voor de Nederlandsche Bioscoop-Bond. Evenals in 1964 heeft Prof. Dr. Ph. J. Idenburg, aanvankelijk voorzitter van de Afdeling Filmkunst van de Raad voor de Kunst, op grond van een Koninklijk Besluit van 13

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1965 | | pagina 13