Internationale contacten 9 september nadien voorzitter van de Raad voor de Kunst en tevens voorzitter van de Raad van Beheer van de Stichting Nederlands Filminstituut, deelgenomen aan de bestuursvergaderingen. De financiële middelen werden aan het Productiefonds ook in 1965 verschaft door het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en de Nederland- sche Bioscoop-Bond. De bijdrage van het Rijk heeft dit jaar andermaal een ver hoging ondergaan, enerzijds met 50.000,voor wat betreft de gewone middelen, anderzijds met 50.000,voor wat betreft het bedrag dat het fonds krijgt toe gewezen uitsluitend voor het verlenen van credietfaciliteiten aan producenten van Nederlandse speelfilms voor gebruik van studio's enz. van Cinetone, waarmede dit laatste bedrag op 250.000,is gebracht. Ten behoeve van de financiering van de produktiekosten van een viertal Neder landse speelfilms werd in 1965 de desbetreffende producenten een financiële bijdrage toegekend, benevens aan drie van hen een bedrag voor de financiering van bepaalde bestedingen in de Cinetone Studio's als vorenbedoeld. Voorts werd één jeugdspeelfilmproduktie financiële steun verleend. In oktober is het Productiefonds, dat in 1956 is opgericht, het tiende jaar van zijn bestaan ingegaan. In die tijd heeft het fonds het bij de oprichting gestelde doel, namelijk om het produceren van gemiddeld drie speelfilms per jaar financieel mogelijk te maken, kunnen waarmaken. In de afgelopen negen jaar werd aan in totaal 26 films een financiële bijdrage in de produktiekosten toegekend, nog afgezien van de aan 11 jeugdfilms verleende subsidies. Blijkens deze resultaten in vergelij king met de produktie van de jaren 1947-1956, is door het scheppen van financieel gunstige voorwaarden van de zijde van het Productiefonds de continuïteit van de speelfilmproduktie bevorderd; voordien waren in tien jaar tijds soms met onder breking van jaren niet meer dan negen hoofdfilms tot stand gekomen. Ook dit jaar heeft het Bestuur het vormen van een scenario-stock ten behoeve van de producenten bevorderd door schrijvers en cineasten financieel in staat te stellen zich aan het uitwerken van een scenario of draaiboek enige maanden te wijden. Vier van dergelijke voorschotten werden in het verslagjaar verleend. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de activiteiten van de internationale organisaties op film- en bioscoopgebied aan wier arbeid de Nederlandsche Bio scoop-Bond deelneemt. Voorts wordt de werkzaamheid van de Europese Econo mische Gemeenschap, voorzover zij het film- en bioscoopbedrijf in ons land regar- 14 deert, aan een nadere beschouwing onderworpen. LU.E.C. De Union Internationale de 1'Exploitation Cinématographique heeft op 5 mei te Parijs haai jaarvergadering gehouden. De Bond was op deze vergadering van de unie, wier lidmaatschap open staat voor de nationale organisaties van bioscoop exploitanten, vertegenwoordigd door de Bondsvoorzitter, de heer Joh. Miedema, er, de Bondsdirecteur, de heer J. G. J. Bosman. De vergadering heeft zich uitvoerig beziggehouden met de vele vraagstukken waarvoor het internationale bisocoopbe- drijf zich gesteld ziet, zoals fiscale problemen, vraagstukken samenhangende met de televisie, de hoogte der filmhuren, E.E.G. en auteursrechtelijke kwesties. In een motie werden de betrokken aangesloten organisaties opgewekt om haar actie

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1965 | | pagina 14