16 F.E.T.C. De Fédération Européenne des Industries Techniques du Cinéma, de Europese federatie van filmtechnische bedrijven, laboratoria en studio's, kwam in 1965 niet in vergadering bijeen. Wel werden schriftelijk plannen beraamd om te komen tot grotere unificatie op de verschillende technische gebieden, doch dit heeft gedurende het verslagjaar niet tot resultaten geleid. Evenmin zijn vorderingen gemaakt op het stuk van betere contacten met de des betreffende E.E.G.-commissie, waarvan reeds in voorgaande jaarverslagen sprake was. B.I.C. Het Bureau International du Cinéma heeft zich in het verslagjaar beziggehouden met de bestudering van de vraag in hoeverre het coördinerend kan optreden ten aanzien van de aanpak van belangrijke gemeenschappelijke problemen van de ver schillende sectoren van het internationale film- en bioscoopbedrijf. Dit overkoepe lende orgaan van de internationale organisaties van bioscoopexploitanten, film producenten, filmverhuurders en filmtechnische industrieën heeft in 1965 niet ver gaderd. U.E.S.C. EN C.I.C.E. De Union Européenne du Spectacle Cinématographique en het Comité de 1'Indus- trie Cinématographique Européenne behartigen de belangen respectievelijk van de bioscoopexploitatie en van de filmproduktie in de Europese Economische Gemeen schap. Deze organisaties hebben in voorgaande jaren hun, deels afwijkende, op vattingen omtrent een oplossing van de problemen in de Europese filmindustrie ter kennis gebracht van de hiervoor in aanmerking komende organen van de E.E.G. In afwachting van ontwikkelingen die aanleiding zouden kunnen geven tot verdev contact met de E.E.G.hebben U.E.S.C. en C.I.C.E. in 1965 geen nieuwe activi teiten ontplooid. E.E.G. Blijkens het bepaalde in het Algemeen Programma voor de opheffing van de be perkingen van het vrij verrichten van diensten heeft de Europese Economische Gemeenschap met name ook aandacht besteed aan de totstandkoming van een gemeenschappelijke markt in de sector van het filmbedrijf. Deze bemoeienis met de filmindustrie vloeit in eerste instantie voort uit het streven van de E.E.G. de hinderpalen voor het vrije verkeer van personen, diensten en kapitaal te verwij deren en een situatie te scheppen waardoor wordt gewaarborgd, dat de mededin ging binnen de gemeenschappelijke markt niet wordt vervalst. Hierbij dient in aan merking te worden genomen, dat in de grote filmproducerende landen in de E.E.G. Frankrijk, Italië en de Duitse Bondsrepubliek reeds lang maatregelen be staan ter ondersteuning van de nationale filmproduktie die, gezien hun effect, als onverenigbaar met het beginsel van de gemeenschappelijke markt moeten worden beschouwd. In het bijzonder is dit het geval met de contingenteringen op het stuk van de invoer en de vertoning van films. De Eerste Richtlijn in zake het filmbe drijf dd. 15 oktober 1963 en de Tweede Richtlijn in zake het filmbedrijf dd. 13 mei 1965, welke voorzieningen door de Raad van de E.E.G. zijn vastgesteld, hebben

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1965 | | pagina 16