32 dien veel teloor van de publiciteit over films via pers, televisie en radio, welke publiciteit uiteraard voornamelijk is geconcentreerd rond de première. Gezien de tendens der laatste jaren om uit een oogpunt van bezoek zeer belangrijke films op basis van strikte exclusiviteit gedurende lange tijd in een of enkele première bioscopen in het land te gaan vertonen, heeft het Hoofdbestuur onderzocht, of tot een versnelling van het filmroulement ware te geraken iets waarvan een al gehele verbetering van de exploitatiemogelijkheden en -resultaten van de films in kwestie kon worden verwacht zonder overigens wezenlijk afbreuk te doen aan de positie van de bedoelde premièrezaken. Het Hoofdbestuur heeft de oplossing voor dit vraagstuk gezocht in een scherpere formulering van de leveringsplicht vervat in artikel 4 van het vigerende Bedrijfsbesluit Programmering, alsook door een aantal daarop aansluitende nieuwe artikelen. Daar het Bedrijfsbesluit Pro grammering slechts tijdelijke werking heeft en het Hoofdbestuur het gewenst vond de ontworpen regeling een permanent karakter te geven, diende het college een voorstel in bij de Ledenraad tot vaststelling van een nieuw Bedrijfsreglement Pro grammering, zulks ter vervanging van genoemd bedrijfsbesluit. Als behandelings datum van het voorstel werd vastgesteld 6 september van het verslagjaar. Nadat aanvankelijk een verzoek om uitstel van behandeling bij het Hoofdbestuur was ingekomen van de zijde van de Afdelingsraad, zulks teneinde meer gelegenheid te hebben tot beraad omtrent het voorstel, bleek er later in ruime kring behoefte te bestaan aan nadere bestudering. Het Hoofdbestuur besloot met het oog hierop de behandeling van het voorstel op een latere datum te doen houden, welks vast stelling mede afhankelijk zou zijn van het tijdstip van indiening van eventuele amendementen. Bij het mondelinge overleg dienaangaande met de afdelings voorzitters werd hunnerzijds toegezegd te bevorderen, dat amendementen als vorenbedoeld uiterlijk vóór het einde van het jaar zouden worden ingediend. Onder deze omstandigheid was niet aan te nemen, dat het desbetreffende voor stel nog in het verslagjaar door de Ledenraad zou kunnen worden behandeld. Het werd derhalve noodzakelijk met het oog op de expiratiedatum van het Be drijfsbesluit Programmering een voorstel tot prolongatie van dit besluit met een jaar bij de Ledenraad aanhangig te maken. Dit laatste voorstel werd door de Ledenraad in zijn vergadering van 29 november aanvaard. Het voorstel tot vast stelling van een nieuw Bedrijfsreglement Programmering is in het verslagjaar niet meer in behandeling gekomen. De plaatselijke en provinciale afdelingen, de Afdelingsraad, de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders en de Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten en Filmproducenten heb ben met inachtneming van zekere restricties de bevoegdheid tot het nemen van besluiten. Deze bevoegdheid is onderscheidenlijk neergelegd in het Uniform Reglement Provinciale en Plaatselijke Afdelingen, het Reglement van de Bedrijfs afdeling Filmverhuurders en het Reglement van de Bedrijfsafdeling Filmfabrikan ten en Filmproducenten. Afdelingsbesluiten waarbij de betrokken afdelingsleden contributies of andere geldelijke verplichtingen worden opgelegd, waarbij wordt besloten tot het aangaan van een verbintenis die geldelijke verplichtingen voor de afdelingen kan tengevolge hebben, of waarbij voorschriften worden gegeven waar aan de afdelingsleden zich bij de uitoefening van hun bedrijven hebben te hou den, behoren evenwel aan het vernietigingsrecht van het Hoofdbestuur te worden onderworpen. Daartoe dienen de afdelingen het Hoofdbestuur binnen vier dagen na de afdelingsvergadering in kwestie in kennis te stellen van een zodanig besluit. Het Hoofdbestuur zal zijn vernietigingsbevoegdheid moeten uitoefenen binnen veertien dagen na de afdelingsvergadering waarin het besluit is genomen. Deze

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1965 | | pagina 32