tober werden ingetrokken.
Door middel van advertenties in de dagbladen en door affiches en projektieplaatjes
is bij voortduring de aandacht van het publiek gevestigd op de bioscoopbon.
Resumerende kan worden gesteld, dat op basis van een betrekkelijk bescheiden
budget een uitermate effectief complex van voorzieningen van propagandistische
strekking is opgezet dat in samenhang met de individuele reclame-activiteiten
der bedrijfsgenoten een optimale publiciteit teweeg brengt, een publiciteit die
onontbeerlijk is te achten uit een oogpunt van stimulering van filmbelangstelling
en bioscoopbezoek.
Televisie
De ontplooiing van de televisie heeft in ons land haar grens nog niet bereikt.
Dat geldt zowel de frequentie, het karakter en de techniek der uitzendingen als
de verspreidings- en ontvangstmogelijkheden. Het aantal zenduren van de Neder
landse televisie was reeds in 1964 uitgebreid tengevolge van de invoering van
het tweede televisienet, dat aanvankelijk nog op experimentele basis werkte, doch
thans een compleet programma verzorgt. Door middel van een systeem van
steunzenders wordt de verspreiding van de uitzendingen over het gehele land
bevorderd. Daarenboven is de actieradius van de buitenlandse zenders dermate
groot, dat zij in het oosten en in het zuiden van het land en deels ook in het
centrum kunnen worden ontvangen. Voor de uitzendingen van de Belgische en
Duitse zenders bestaat bij de Nederlandse kijkers grote belangstelling. Het is
duidelijk, dat bij eventuele invoering van het Centraal Antenne Systeem (C.A.S.)
de gehele bevolking van de buitenlandse programma's kennis zal kunnen nemen.
De experimenten met dit systeem in Den Haag hebben het kabinet Cals aan
leiding gegeven de mogelijkheden van een geleidelijke invoering van het C.A.S.
te doen onderzoeken. Het televisiebezit is in het verslagjaar verder aanzienlijk
gestegen. Einde 1965 bedroeg het aantal geregistreerde televisietoestellen in ons
land 2.113.020, een toeneming in dit jaar van 276.546 toestellen tegen 262.079
in 1964 en 299.236 in 1963. Het laat zich aanzien, dat het televisietoestel binnen
enige jaren, dat wil zeggen aanmerkelijk eerder dan volgens de aanvankelijke
prognoses, een normaal bezit zal zijn van elk Nederlands gezin.
Het Hoofdbestuur heeft de ontwikkeling op het gebied van de televisie ook in
1965 met grote aandacht gevolgd, niet zo zeer vanwege de concurrerende in
vloed van de televisie in de ontspanningssector, een invloed die nu eenmaal on
vermijdelijk is, als wel wegens bepaalde aspecten bij de televisie-exploitaite die het
film- en bioscoopbedrijf rechtstreeks regarderen. In het bijzonder doet zich zulks
voor ten aanzien van de aanwending voor televisiedoeleinden van films die speci
fiek voor vertoning in de bioscopen zijn vervaardigd. Het Hoofdbestuur heeft steeds
het standpunt ingenomen, dat de televisie, krachtens overheidsconcessie werkend,
niet nodeloos afbreuk behoort te doen aan andere ontspanningsmedia die in de
huidige maatschappij een zelfstandige en onmisbare functie hebben. Dit standpunt
is in verschillende nota's ter kennis gebracht van de rijksoverheid en heeft het uit
gangspunt gevormd bij het contact van het Hoofdbestuur met de televisieconcessio
narissen in ons land.
In 1965 bleef de verhouding tussen de Bond enerzijds en de Nederlandse Tele
visie Stichting en de hierin verenigde omroepen anderzijds, wat de filmvoorzie-
ning van de televisie aangaat, geregeld krachtens een uit 1952 daterend accoord,
dat sindsdien enige malen is herzien. De Nederlandse televisie zal krachtens deze
41