jaar 1964 (in 1963: 385; in 1962: 396; in
1961: 416; in 1960: 399; in 1959: 454; in
1958: 507). Daaraan moeten nog één (in
1964: 3) Nederlandse en 26 (34) oude
hoofdfilms, die in het verslagjaar opnieuw
in roulatie zijn gebracht, worden toegevoegd,
waarvan 16 (20) Amerikaanse en 10 (14)
Europese. Het totale aanbod van hoofdfilms
was derhalve in het verslagjaar 380 tegen
over 395 in 1964.
Het aantal ingevoerde Amerikaanse hoofd
films daalde van 114 tot 107; het aantal
Europese steeg van 244 tot 246. De invoer
uit Frankrijk steeg van 61 naar 65 en uit
Italië van 57 naar 59. Daarentegen daalde
de invoer uit Engeland van 75 tot 66 en uit
West-Duitsland van 29 tot 23.
De filialen van de Amerikaanse productie
maatschappijen voerden gezamenlijk 119
hoofdfilms in (in 1964: 129), waarvan 81
(75) van Amerikaanse en 38 (54) van
Europese oorsprong. De overige filmver
huurders importeerden 234 films (in 1964:
229), waarvan 26 (40) uit de Verenigde
Staten en 208 (189) uit Europese landen.
Het aantal kleurenfilms bleef staan op 184,
waarvan afkomstig uit Europese landen
115 (in 1964: 107) en 69 (77) uit Amerika.
Van de 121 panoramische films hadden zes
(3) een breedte van 70 mm.
VERHUURCONDITIES
In een op 18 januari gehouden samenkomst
met ons Afdelingsbestuur heeft het Bestuur
van de Afdelingsraad opnieuw de filmhuur-
limiet voor de zogenaamde vrij verhandel
bare films aan de orde gesteld. Erkennende,
dat de limitering tot 60 filmhuur voor
de bioscopen met een jaaromzet van een
ton of minder een stap in de goede richting
is geweest, heeft de Afdelingsraad te ken
nen gegeven, dat niettemin talrijke exploi
tanten door de hoge filmhuren, welke zij
voor de vrije films moeten opbrengen, nog
veel te zwaar worden belast. Daarbij is
gewezen op het verschijnsel, dat de vele bio
scopen met een beperkte jaaromzet voor de
vrije films een aanzienlijk hoger filmhuur-
percentage moeten betalen dan de première-
en andere theaters met veel grotere omzet
ten. De laatstbedoelde bioscopen bereiken
via langdurige prolongaties tenslotte een
percentage dat veel lager is dan de 60
waaraan de kleine theaters met hun uiterst
beperkte prolongatiemogelijkheden gebon
den zijn. Met deze argumenten ondersteun
de de Afdelingsraad zijn voorstel om voor
de vrije films een filmhuur op sliding scale
met een maximum van 60 in te voeren.
Uiteraard kon het Afdelingsbestuur zich
slechts bereid verklaren dit denkbeeld in
studie te nemen. Dat is dan ook gebeurd.
Bij beschouwing van het vraagstuk kwam
het Afdelingsbestuur echter tot de conclu
sie, dat het uitgangspunt van de Afdelings
raad, namelijk dat de kleinere bioscopen bij
vertoning van vrije films gemiddeld hetzelf
de filmhuurpercentage als de grote biosco
pen zouden behoren te betalen, niet houd
baar is. Waarom zou een kleine bioscoop,
die bij vertoning van een vrije film een
recette maakt, die drie of viermaal zo hoog
is als zijn gemiddelde ontvangst, niet 60
filmhuur kunnen betalen in plaats van
32J/2 of 35 normaal? Het is overigens
de vraag, of men op dit gebied kan genera
liseren. Het is best mogelijk, dat er theaters
zijn, die zich geen 60 filmhuur bij ver
toning van vrije films kunnen veroorloven,
maar het is evenzeer mogelijk, dat dit in
talrijke gevallen heel anders ligt.
Het Afdelingsbestuur was dan ook geneigd
een afwijzend standpunt tegenover het
denkbeeld van de Afdelingsraad in zijn al
gemeenheid in te nemen. Dat men van film-
verhuurderszijde wel degelijk begrip voor de
situatie van talrijke exploitanten had, bleek
uit het aanbod van het Afdelingsbestuur
om mede te werken aan een oplossing voor
individuele gevallen.
Het is jammer, dat men op dit aanbod niet
nader is ingegaan. Dat er met het systeem
van speciale maatregelen in individuele
moeilijke gevallen wel degelijk iets goeds
bereikt kan worden, is bijvoorbeeld in West-
Duitsland, waar het systeem toepassing
heeft gevonden, wel gebleken.
Hoe het ook zij, het vraagstuk van het ver-
huurpercentage der vrije films is in het
verslagjaar niet verder behandeld. Allerlei
andere problemen, vooral ook het Hoofd-
bestuursvoorstel betreffende de leverings
plicht, hebben het naar de achtergrond
gedrongen. Overigens is wel gebleken, dat
een vraagstuk van zo ingrijpende betekenis
als de f ilrnhuur limiet der vrije films, moei
lijk past in de toch altijd wit/zwart verhou
ding van Bedrijfsafdeling Filmverhuurders
en Afdelingsraad. Men voelt ook het gemis
van gedetailleerd cijfermateriaal om de
wederzijdse standpunten te toetsen.
FILMWEEK ARNHEM
Bestuur en leden van onze Afdeling hebben
met hart en ziel meegewerkt aan het wel
slagen van de Filmweek Arnhem 1965, die
de resultaten van vroegere manifestaties op
dit gebied verre heeft overtroffen. Aanvan-
59