60
keiijk zou de Filmweek worden gehouden
van vrijdag 17 juni tot en met donderdag
23 juni. Het Afdelingsbestuur achtte dit
niet zo geschikt met het oog op de minder
gunstige publiciteit in de dagbladen op
maandag voor de films die op zaterdag en
zondag vertoond zouden worden. Vandaar
dat de wens kenbaar werd gemaakt om de
Filmweek te houden van maandag 14 juni
tot en met zaterdag 19 juni, aan welke wens
ook is voldaan.
Aanvankelijk was het plan opgevat om tij
dens de ochtenduren van de Filmweek in
Arnhem speciale tradeshows te geven. De
belangstelling daarvoor bleef beperkt tot
één lid-filmverhuurder, zodat de Afdeling op
dit terrein niet actief is opgetreden.
Het lag in de bedoeling van het Bestuur om,
evenals in 1961, ter gelegenheid van de
Filmweek een boekje onder de titel „Bin
nenkort" uit te geven, waarin de leden
filmverhuurders de gelegenheid zouden heb
ben gegevens omtrent hun nieuwe films in
de vorm van sobere advertenties verluch-
tigd met goed fotomateriaal ten behoeve
van pers en cliënten te publiceren. Later
werd er op het Bestuur een beroep gedaan
om dit plan los te laten ten behoeve van
het blad Skoop, dat ter gelegenheid van de
Filmweek met een speciaal Arnhemnum-
mer zou uitkomen, waarvoor de uitgever
advertenties van de filmverhuurders nodig
had. Men vreesde, dat de filmverhuurders
niet bereid zouden zijn om als zij eenmaal
hun advertenties hadden geplaatst in de
brochure Binnenkort ook nog eens in Skoop
te adverteren. Onder bepaalde voorwaarden
is het Afdelingsbestuur daarmede accoord
gegaan.
FILMKEURING
Als een ernstige handicap heeft het film-
verhuurbedrijf in het verslagjaar het gebrek
aan een vaste lijn in de beslissingen van de
Rijksfilmkeuring ondergaan. Volstrekte ze
kerheid omtrent de beslissingen der Cen
trale Commissie is er uiteraard nooit, maar
vroeger kon men toch wel vrij nauwkeurig
voorspellen hoe de uitslag zou worden, bij
zonder moeilijke gevallen daargelaten. In het
verslagjaar zijn verschillende filmverhuur
ders echter pijnlijk getroffen door beslissin
gen, die veel harder waren dan op grond van
vorige beslissingen in soortgelijke gevallen
verwacht mocht worden. Dat hierdoor ook
de risico's bij de aankoop van films groter
zijn geworden, is een bijzonder schadelijke
consequentie.
Het valt dan ook niet te verwonderen, dat
opnieuw de vraag is gesteld, of het in deze
tijd van vrijheid en openhartigheid op het
gebied der communicatiemiddelen werkelijk
nodig is de willekeur van een filmcensuur
langer te handhaven.
NAKEURING
De Katholieke Filmcentrale heeft in het
verslagjaar 407 (in 1964: 380) hoofdfilms
gekeurd. In 75 (79) gevallen is de K.F.C.
afgeweken van de uitslag van de Rijksfilm
keuring. Van de 80 hoofdfilms, welke de
Rijksfilmkeuring voor alle leeftijden heeft
toegelaten, heeft de K.F.C, er één (drie) in
de klasse B en één (geen) in de klasse Cl
ingedeeld.
Van de 171 films, toegelaten door de Rijks
filmkeuring voor personen boven 14 jaar,
heeft de K.F.C, er 16 (15) ingedeeld in de
klasse Cl, twee (2) in de klasse C II en
geen (één) in de klasse D (ontoelaatbaar).
Van de 156 hoofdfilms door de Rijksfilm
keuring toegelaten voor personen boven
achttien jaar heeft de K.F.C, er 27 (35)
ingedeeld in de klasse C II, 16 (16) in de
klasse C III en 12 (5) in de klasse D (der
halve ontoelaatbaar verklaard).
In de periode van 1956 tot 1965 is de
K.F.C, als volgt van de uitslag van de Rijks
filmkeuring afgeweken: In 1957 bij 23
van de hoofdfilms; in 1958: 24,5 1959:
27,5%; 1960: 32,2%; 1961: 34,8%;
1962: 26,6%; 1963: 23,3 1964: 20,8
en in 1965: 18,5
Het reeds in 1963 aangekondigde ontwerp
tot wijziging van de Bioscoopwet, dat ook
zou voorzien in opheffing van de nakeuring,
is ook in het verslagjaar nog niet bij de
Tweede Kamer ingediend.
In aanmerking nemende de waargenomen
ontbindingsverschijnselen in de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten voor Gemeen
schappelijke Filmkeuring op Katholieke
Grondslag heeft het Afdelingsbestuur het
Hoofdbestuur verzocht opzegging van het
nakeuringsaccoord, dat tussen deze Vereni
ging en de Bioscoop-Bond bestaat, in over
weging te nemen.
CONCEPT-BEDRIIFSREGLEMENT
INZAKE DE PROGRAMMERING
Veel tijd en aandacht is in onze Afdeling
besteed aan het voorstel van het Hoofd
bestuur tot vaststelling van een nieuw
Bedrijfsreglement inzake de Programmering.
Het voorstel was gericht op nadere preci
sering van de zogenaamde leveringsplicht,