64
artikel 1 van het Algemeen Bedrij f sregle-
ment, over de plaatsing van producenten op
de Lijst van Geen Bezwaar en over de
eventuele medewerking van de Afdeling
aan de Filmweek Arnhem 1965.
BESTUURSWERKZAAMHEDEN
Het Bestuur was in 1965 samengesteld uit
de heren C. S. Roem, Voorzitter, L. W. R.
Meyer, Vice-voorzitter, Mr H. B. F. J. A.
Peters, Secretaris, M. de Haas, Penning
meester, Y. Brusse, B. Haanstra en T. de
Wit, leden, terwijl als Administrateur op
trad de heer L. Claassen. Er zijn in het
verslagjaar 8 Bestuursvergaderingen gehou
den tegen 11 in 1964.
Op voordracht van het Bestuur is door het
Hoofdbestuur op de Lijst van Geen Be
zwaar geplaatst Arrow Productions (Hol
land) N.V. Ook werd de heer A. M.
Rademakers, nadat hij overeenkomstig een
Bestuursadvies zijn aanvrage voor het lid
maatschap bij de Commissie Nieuwe Zaken
had ingetrokken, voorgedragen voor plaat
sing op de Lijst van Geen Bezwaar, doch
hierop heeft het Hoofdbestuur in 1965 niet
beslist. Besprekingen omtrent een dusdanige
plaatsing zijn voorts gevoerd met Scorpio
Films, Atlas Film en met Film Group One
N.V. i.o. Per het einde van het verslagjaar
was om verschillende redenen op deze
aanvragen nog geen beslissing genomen.
Afwijzend is gereageerd op een aanvrage
van de firma Team-Film, terwijl de plaat
singen op de Lijst van Geen Bezwaar van
de firma Telefund Holland, M. M. Cha-
nowski Productions N.V. en de heren J.
Vrijman en J. Apon werden gecontinueerd.
Per het einde van 1965 waren aldus 5
producenten op de Lijst van Geen Bezwaar
geplaatst.
In het overleg over de organisatorische kant
van de commerciële televisie werd dit jaar
ook de Bond van Adverteerders betrokken
en er vonden diverse besprekingen plaats
met vertegenwoordigers van deze bond en
van de Vereniging voor Erkende Adverten-
tiebureaux. Dit resulteerde in een gewijzigde
tekst van het contract voor de vervaardiging
van televisiespots, welk contract in augustus
in gebruik werd genomen en wel voorlopig
voor de duur van een jaar. Verder zijn op
20 augustus met een klein aantal en op 24
november met een groter aantal leden dat
te kennen had gegeven in de vervaardiging
van televisiespots te zijn geïnteresseerd,
oriënterende besprekingen gevoerd over de
te verwachten gang van zaken op dit gebied
en over de te nemen maatregelen om bij de
komst van de commerciële televisie de
productiekant daarvan zo goed mogelijk te
laten marcheren. Helaas hebben pogingen
om via het Hoofdbestuur een vertegenwoor
diger van het bedrijf opgenomen te krijgen
in de Raad, die de televisiereclame zal gaan
besturen, geen succes opgeleverd.
Met het Bureau voor Filmverzekeringen is
gesproken over een speciale negatiefdekking
voor televisiespots en over de verzekering
van de auteursrechtelijke kant van deze
nieuwe materie. Er zijn hiervoor offertes
ontvangen waarop echter, mede wegens het
uitblijven van overheidsbeslissingen op het
punt van de televisiereclame, in 1965 geen
beslissingen tot stand konden komen.
Eveneens is met genoemd Bureau uitvoerig
overleg gepleegd over de onbevredigende
gang van zaken op het stuk van de filmver
zekeringen en wel met name voor wat
betreft de negatiefverzekering. Op deze
collectieve dekking heeft namelijk ook in
1965 het bedrag der geclaimde schade dat
der betaalde premies aanzienlijk overtroffen,
weshalve opnieuw een premieverhoging is
aangekondigd. Per het einde van het ver
slagjaar was hierover weliswaar nog niet
definitief gedecideerd, doch het is wel waar
schijnlijk dat de negatiefpremie zal stijgen
tot 7,5 %o zonder beperking in de produc
tieduur, met een minimumpremie van
50,en dat bovendien de premie van de
cameraverzekering zal worden verhoogd van
5 %o tot 6,25 %o. In de laatste maand van
het jaar zijn door het Bestuur nog bespre
kingen met vertegenwoordigers van het
Bureau gevoerd, waarbij de vraag is gesteld
of het accepteren van een eigen risico, een
beter toezicht op het schadeverloop en het
opnemen van enkele verdere uitsluitingen in
de polisvoorwaarden, een minder sterke
verhoging van de negatiefpremie tot gevolg
zou kunnen hebben. Tegen het einde van
het jaar zag het er niet naar uit dat deze
vraag bevestigend beantwoord zou worden.
Met betrekking tot de reeds eerder genoem
de wijziging van artikel 1 van het Algemeen
Bedrijfsreglement is op 9 februari door een
delegatie van het Bestuur een gesprek met
het Dagelijks Bestuur gevoerd, waarbij het
er op leek dat men er in was geslaagd het
Dagelijks Bestuur te overtuigen van het nut
der voorgestelde wijzigingen op het gebied
van een herindeling van de bedrijftakken
voor filmfabrieken en -productiezaken, als
mede van het schrappen van het in de
practijk nauwelijks hanteerbare criterium
dat productiezaken regelmatig voor biosco
pen bestemde films moeten maken. Het
Hoofdbestuur bleek echter later een andere
mening te zijn toegedaan en kwam tegen