Afdeling Amsterdam
stijgen.
Nogmaals willen wij hier de hoop uitspre
ken, dat voor het terrein der „vrije subsidie-
films" in 1966 meer belangstelling zal
bestaan dan in 1965, toen dit qua interna
tionale representatie zo belangrijke terrein
vrijwel geheel aan de „jongeren" werd over
gelaten, hetgeen bepaald niet de bedoeling
van de subsidiepolitiek van de overheid zal
zijn geweest.
Verder staan buiten de reeds elders in dit
verslag genoemde in behandeling zijnde
zaken, voor het komende jaar op het pro
gramma nader overleg inzake personeels-
aangelegenheden, kwesties betreffende de
muziekauteursrechten en betere contacten
met de televisie, onder andere voor wat be
treft het gebruik van fragmenten uit be
staande films.
Daarenboven kunnen de premières worden
verwacht van zeker vier nieuwe Nederlandse
hoofdfilms.
Een jaar vol activiteiten staat ons dus te
wachten en kan zoals de zaken nu staan,
met vertrouwen tegemoet worden gezien.
Amsterdam
Mr H. B. F. J. A. Peters, Secretaris
Behalve het normale organisatorische over
leg gedurende het afgelopen jaar in onze
Afdeling is er veel tijd besteed aan datgene
wat de afdelingen als doel is gesteld in
artikel 2 van haar reglement, namelijk het
behartigen van de algemene en plaatselijke
belangen van de afdelingsleden.
Dientengevolge werden niet minder dan
negen Bestuurs- en vijf ledenvergaderingen
gehouden.
In de jaarlijkse ledenvergadering van 19 fe
bruari werden de periodiek aan de beurt
van aftreden zijnde bestuursleden W. F.
Dubbeldeman, Voorzitter, en W. K. G. van
Royen, Vice-Voorzitter, in hun functies
herbenoemd. Voorts heeft het Bestuur het
periodiek aftredend lid van de Afdelings-
raad, de heer W. K. G. van Royen, her
benoemd. De ledenvergadering hechtte zijn
goedkeuring aan de gebruikelijke jaarstuk
ken. Zij steunde voorts de candidaturen van
de periodiek aftredende Hoofd bestuursle
den.
Het Bestuur der Afdeling dat door de op
richting van de Stichting Bio-Vacantieoord
op 21 maart 1927 het beschermheerschap
voert over deze bekende sociale instelling
van het film- en bioscoopbedrijf, had in
1964 de totaal gewijzigde statuten der Stich
ting goedgekeurd op grond van zijn bevoegd
heden, neergelegd in de oorspronkelijke acte
van oprichting. Het herbenoemde in het
verslagjaar het periodiek afgetreden lid M.
Gerschtanowitz en voorzag in de vacature,
ontstaan door het bedanken van de heer
H. S. Boekman, met de benoeming van de
heer L. W. R. Meyer. Het stelde voorts
overeenkomstig de veranderde bepalingen
der Statuten door loting een nieuw rooster
van aftreden samen. Om de twee jaren tre
den thans tenminste drie leden af.
Het Stichtingsbestuur bestond in het ver
slagjaar uit de volgende personen: W. K. G.
van Royen, R. Uges, A. F. Wolff (allen
aftredend 1967), J. G. J. Bosman, C. van
Liere, W. G. Veldhuizen, C. van Willigen
(allen aftredend 1969), M. Gerschtano
witz, L. W. R. Meyer, Joh. Miedema en
M. J. W. Peters (allen aftredend 1971).
Het roken in de bioscopen vormde ook dit
jaar weer een punt van diepgaande discus
sie in een speciaal voor de behandeling van
deze aangelegenheid uitgeschreven leden
vergadering. De grote meerderheid van de
leden was er vóór uit een oogpunt van
hygiëne en vanwege de schade die het
roken aan het interieur toebrengt. Enkele
leden, die tezamen een tiental bioscopen
exploiteren, verzetten zich echter tegen een
rookverbod op grond van de overweging,
dat zulk een verbod belemmerend zou kun
nen werken op het bioscoopbezoek. Aan
gezien geen eenstemmigheid werd bereikt,
werd van een algemeen rookverbod afge
zien.
Met de voorstellen van het Hoofdbestuur
aan de Ledenraad tot wijziging, respectieve
lijk vaststelling van enige bedrijfsreglemen-
ten, waaronder het geheel nieuwe Bedrijfs-
besluit op de Filmrapporten, konden onze
leden zich verenigen. Dit was niet het geval
met het aanvankelijk ingediende, maar
naderhand door het Hoofdbestuur voorlo
pig aangehouden voorstel "tot vaststelling
van een Bedrijfsreglement Programmering,
ter vervanging van het gelijknamige Be
drij f sbesluit, waarmede thans beoogd werd
een verbetering in de distributie van films
te bereiken.
De ledenvergadering vroeg zich n.1. af of
met het oog hierop niet te sterk werd in
gegrepen in het zakelijk verkeer. Zij sloot
zich aan bij de motivering, waarvan het
Hoofdbestuur zijn standpunt vergezeld had
doen gaan, maar kon de oplossing welke
het Hoofdbestuur voor ogen stond niet aan-
67